Historie van het Sint Janskerkhof

Doodwegen en kerkwegen

Het kerkhof ligt in het centrum van een aantal kaarsrechte, zogenaamde doodwegen. Deze wegen waren oorspronkelijk de rechte kerkwegen door de kale heide, als kortste weg vanuit de nederzettingen Hilversum, ’s Graveland, Ankeveen en Laren. Zij vormden tevens de kortste weg voor begrafenissen.

...
...
Basiskaart: Topografische Militaire Kaart van 1849 (coll. Nationaal Archief). (Historische Kring Laren. De Doodwegen).

...
Larense vrouwen op het Sint Janskerkhof.

De zeven rechte ‘doodwegen’ (1 t/m 7) die gewoonlijk in de lokale en regionale geschiedschrijving bedoeld worden:
1. Stationsweg/Hilversumseweg vanaf de Johanneskerk,
2. Schuilkerkpad vanuit het Zevenend,
3. Oude Postweg (zuid),
4. Larenseweg/Hilversumseweg vanuit Hilversum,
5. Doodweg in Hilversum, van ‘s-Graveland en Kortenhoef,
6. Rechtweg,
7. Doodweg van Bussum.

Vijf andere behandelde paden of wegen:
A. pad vanuit de brink van Sint-Janstraat en Molenstraat te Laren,
B. Hoge Larenseweg te Hilversum,
C. Oude Postweg (noord; verbinding vanuit Hoog-Bussum), D. ‘De weg naar het Laarder Kerkhof’ volgens kadastrale kaart van Bussum uit 1824,
E. onderbroken voetpad gericht op het kerkhof, aansluitend op de Doode Weg of mogelijk ooit op het Laarder paadje te Bussum.


Facelift voor Sint Janskerkhof

Februari 1990 hebben deskundigen de torenhoge lindebomen van het Sint Janskerkhof een flinke snoeibeurt gegeven. Een hoogst noodzakelijke operatie. Destijds zijn de linden te dicht op elkaar geplant, waardoor zij als het ware in een ‘race om het licht’ de hoogte in geschoten zijn. Het gevolg is dat de bomen topzwaar dreigden te worden en er, door gebrek aan licht, veel dood hout aan de bomen zat. Hierdoor ontstond niet alleen het gevaar dat graven door vallend hout werden beschadigd, maar liepen ook argeloze bezoekers een flink risico. Het grootste gevaar was echter dat de bomen door hun overmatige lengte bij een flinke storm zouden omwaaien. Een dergelijk voorval had enkele jaren daarvoor reeds behoorlijke schade opgeleverd. Na uitvoerig overleg met de ‘Bomen Stichting’ uit Utrecht is tot een ingrijpende operatie besloten, die door deskundigen van het boomverzorgingsbedrijf De Specht uit Blaricum werd uitgevoerd. De linden werden rondom en in de kruin gesnoeid, zodat de bomen bij storm door hun mindere gewicht minder kans zouden lopen om te waaien. Bijkomend voordeel is dat er wat meer licht kwam op het oude gedeelte van het kerkhof, waardoor de graven minder snel konden vermossen. Het snoeien van de lindebomen vormde een belangrijk onderdeel van een algehele opknapbeurt voor het Sint Janskerkhof. Gehoopt werd dat de facelift nabestaanden zou stimuleren de graven goed te (laten) onderhouden. Niet alleen om de luister van het Sint Jansfeest kracht bij te zetten, maar omdat het een passend gebaar is naar overledenen en hun nabestaanden.

Onderhoud grafmonumenten Sint Janskerkhof

Het parochiebestuur streeft ernaar het Sint Janskerkhof er zo verzorgd mogelijk uit te laten zien. De beheerder van onze begraafplaats doet er dan ook alles aan om ‘zijn’ begraafplaats goed te onderhouden. Hij doet dit voor de gehele begraafplaats. Er is één uitzondering. De grafmonumenten dienen conform het reglement door de nabestaanden (rechthebbenden) zelf onderhouden te worden. Over het algemeen wordt daar veel zorg aan besteed. Er is echter een aantal grafmonumenten met achterstallig onderhoud. Dat bestaat uit te grote bomen of andere begroeiing en onkruid, verzakte en vervuilde grafmonumenten etc. Een onverzorgd grafmonument doet afbreuk aan de goed verzorgde grafmonumenten in de directe omgeving en de begraafplaats in zijn geheel. Het parochiebestuur verzoekt degenen die het aangaat onderhoud aan het grafmonument te (laten) besteden. Rechthebbenden kunnen, in verband met de onderhoudstoestand van een grafmonument waarvoor zij verantwoordelijk zijn, een aanschrijving ontvangen, met het verzoek binnen 6 weken het nodige onderhoud uit te (laten) voeren.

...
...

Urnenmonumenten

In 2005 zijn de urnenmonumenten op het Sint Janskerkhof in gebruik genomen. De nissen zijn uitsluitend bestemd voor parochianen. Voor de urnen, waaronder asbussen worden verstaan, geldt een aanvullend reglement dat bij de beheerder verkrijgbaar is.



Allerzielen op het Sint Janskerkhof

Elk jaar met Allerzielen herdenken we onze overledenen in een speciale viering in de kerk. Sinds 2015 staan we ook op het Sint Janskerkhof stil bij de overleden families. Daarom worden op de avond van Allerzielen de hoofdpaden van het Sint Janskerkhof sfeervol verlicht met fakkels en lantaarns. We willen een oproep doen aan u, als parochiaan, om zelf ook bij de familiegraven een kaarsje aan te steken, zodat overal lichtjes branden

De mythe van de 7 doodwegen naar het Sint-Janskerkhof

Bron:
historischekringlaren.nl/de-doodwegen-naar-het-sint-janskerkhof

...

Jaap Groeneveld

Venster 5 van de Historische Canon was voor mij als lid van de TVE-werkgroep Oude Wegen aanleiding om me in de geschetste doodwegen te verdiepen.
De tot nu toe gangbare opvatting over de doodwegen in het Gooi is dat er zeven kaarsrechte doodwegen op het Sint-Janskerkhof op het Laarder Hoogt toelopen die al uit de Middeleeuwen zouden stammen. Ze zouden volgens voorschriften van Karel de Grote recht moeten lopen, want de kortste weg naar het kerkhof is de rechte weg. Volgens anderen – wichelroedelopers – zouden deze rechte wegen langs rechte leylijnen of energiebanen lopen. Vanouds zouden alle gelovigen van het Gooi op het Sint-Janskerkhof, waar volgens sommigen de oudste kerk van het Gooi gestaan zou hebben, begraven zijn. Een mondeling overgeleverde variant suggereert dat na de Reformatie de Gooise katholieken genoodzaakt waren hun doden daar te begraven omdat hun oude kerken hervormd waren.
Al gauw zette ik vraagtekens bij de ouderdom van een aantal als doodweg aangewezen paden en wegen, zoals de zuidelijke en rechte Oude Postweg, de weg van 's- Graveland / Kortenhoef en de Bussumse doodweg. Ik heb daarom op grond van literatuuren bronnen-onderzoek de feiten eens op een rij gezet.
Belangrijk aspect in het onderzoek is de kerkgeschiedenis van het Gooi. Mijn compagnon in de werkgroep Oude Wegen tussen Vecht en Eem, Harry van der Voort, heeft zich gestort op de oudste geschiedenis van de Gooise kerken. Andermaal is bevestigd dat de kerk op het Sint-Janskerkhof – overigens een kerk gewijd aan Sint Vitus – niet ouder is dan midden 13e eeuw. Voor oudere kerken is geen enkel bewijs. Deze kerk was de parochiekerk van Laren, dat oorspronkelijk bij de kerk op het Hoogt lag, en van Blaricum, Hilversum en Oud- of Hoog-Bussum.
Laren zakte gaandeweg van de heuvel af, dichter bij het gezakte grondwater, waardoor het een langgerekt dorp werd dat reikte van de omgeving van de Brink tot aan het Zevenend. Vanuit de buurtschappen liepen verschillende kerkpaden naar de Vitus-kerk op het Laarder Hoogt. Deze rechte kerkpaden en -wegen werden ook gebruikt om de doden naar het kerkhof te brengen. Dat betekende nog niet dat het doodwegen pur sang waren. Vermoedelijk werden ze ook gebruikt voor ander doeleinden dan kerk- en kerkhofbezoek. Rond 1400 waren de drie dorpen buiten Laren als parochies verzelfstandigd, terwijl Hoog- Bussum al in 1350 bij Huizen was ingedeeld. Hiermee verviel de functie van kerkweg, dan wel doodweg voor deze dorpen, want de doden werden voortaan in en bij de eigen parochiekerk begraven.
Het getal van zeven spreekt tot de verbeelding, maar afhankelijk van kaarten en auteurs kan men verschillende combinaties van zeven wegen bespeuren. De Oude Postweg naar het zuiden is door de obsessie van sommigen met de noodzakelijk geachte rechtheid van doodwegen verward met de door Addink-Samplonius bedoelde niet rechte weg vanuit (Oud-)Naarden via Oud-Bussem. Uit de literatuur blijkt dat doodwegen in het algemeen helemaal niet zo recht zijn. De zuidelijke Oude Postweg heeft geen enkele relatie met doodof kerkwegen, want hij dateert pas van eind 18e eeuw en er is geen relatie met een Gooise kern.
De obsessie met de rechtheid is gebaseerd op de misinterpretatie van de term 'gerechten weg' in oude teksten, wat 'juiste weg' betekent en niet 'rechte weg'. Verder is er het idee dat de kortste weg wel de rechte weg zou moeten zijn, wat niet per se zo is als men moet kiezen uit bestaande niet noodzakelijkerwijs rechte wegen. Het Gooi heeft niettemin een intrigerend aantal rechte wegen naar het kerkhof toe. Dit komt eenvoudig doordat het vanuit de buurtschappen gemakkelijk was om rechte paden en wegen te banen naar het 2 kerkhof of welk ander punt dan ook. Ze waren gemakkelijk te volgen en namen de minste tijd. Meer zit er niet achter.
Na de afscheiding van de dorpen en buurtschappen van de parochie van Laren bleef de functie van kerkpad alleen over voor de paden vanuit het lager gelegen nieuwe Laren. Dit zijn de paden die liepen op de plek van de Stationsweg/Hilversumseweg, het Schuilkerkpad en een pad over de velden vanuit het brinkje op de splitsing van Sint-Jansstraat en Molenweg.
In 1521 kreeg Laren voor de dagelijkse erediensten en dopen een kapel, de huidige Johanneskerk, die was gewijd aan Sint Jan de Doper. Gaandeweg raakte de Sint-Vituskerk op het Hoogt in verval, waarna hij in 1586 werd afgebroken. Omdat er bij de kapel in het dorp niet voldoende ruimte was om de doden te begraven bleef het oude kerkhof in gebruik. De praktijk werd dat de weinige Larense hervormden in de kerk in het dorp begroeven en de katholieken op het Hoogt. Vanuit het dorp waren er in de praktijk twee doodwegen, maar het huidige schuilkerkpad is sinds 1613 de belangrijkste omdat de katholieken toen in de buurt het Zevenend een noodkerk inrichtten. Deze wegen in Laren hebben gedurende bepaalde periodes met recht officieel de naam Doodweg als straatnaam gedragen, totdat aanwonenden bezwaar maakten.
Na de Reformatie zijn de bewoners van omliggende dorpen hun doden blijven begraven in en bij hun oude dorpskerken, die feitelijk en vanouds de algemene begraafplaatsen waren. Zelfs pastoors werden begraven in hervormde kerken. De bevolking van Hoog-Bussum was inmiddels afgezakt naar het huidige (Laag-)Bussum dat bij Naarden hoorde. Zij hadden sinds 1520 een kapel, maar zij gingen naar de mis en begroeven te Naarden. De situatie bleef ongewijzigd tot er na 1700 blijkbaar een geleidelijke verandering optrad.
Uit het geheel bewaard gebleven Register van de Impost op het Begraven van Laren (1695-1805) blijkt dat pas in 1707 de eerste Bussummers en Naarders – aannemelijk katholieken – in Laren werden begraven en daarna jaarlijks met enkele korte onderbrekingen. Dit hangt vermoedelijk samen met het inrichten van een noodkerk in Bussum in 1700. Zij vormden na de Laarders de grootste categorie die te Laren begroef: 9,5% van de 12% buitenstaanders. Daarna volgden de Hilversummers met 2% en de rest uit andere dorpen met 0,5%. De rooms-katholieke Hilversummers, die hun kerk kwijtraakten aan de oud-katholieken, begroeven jaarlijks regelmatig enkele, maar slechts in de periode 1750- 1783, waarna ze weer een eigen statie kregen en het aantal inzakte. Omgerekend naar de bevolking van Hilversum heeft slechts een fractie te Laren begraven, geen reden om de Lage en Hoge Laarderweg als doodwegen aan te merken. Bovendien dateert de huidige rechte Larenseweg / Hilversumseweg van omstreeks 1845.
De Bussumse Doodweg moet wel als zodanig worden erkend, maar die dateert pas van eind 18e eeuw. Vermoedelijk hebben de Bussummers eerder een langere route gevolgd. Vanaf omstreeks 1760 treedt een stijging in van het aantal Bussumse begravingen te Laren, wat ook weer rijmt met het op de kaart van Ketelaar van 1769 verschijnen van deze weg. Deze weg is de nieuwste van hooguit drie die kunnen worden aangewezen als doodweg in de striktere zin: weg van de kerk naar een afgelegen kerkhof.
De twee wegen die vanuit 's-Graveland komen vallen buiten elke categorie doodwegen. De noordelijkste dateert overigens van voor de aanleg van 's-Graveland en vormt een verbinding met de Stichtse Kade in Ankeveen. De andere, die de verbinding vormt met Kortenhoef via de Leeuwenlaan te 's-Graveland, dateert van na de aanleg van dit fraaie dorp. Het blijkt een misvatting te zijn dat deze weg aangelegd zou zijn als doodweg voor de 's-Gravelandse katholieken. Er woonden weinig katholieken en tussen 1695 en 1805 is er slechts één 's-Gravelander te Laren begraven (1784); geen overtuigend bewijs voor een rechtvaardiging als doodweg. De weg lijkt eerder aangelegd te zijn voor het vervoer van hooi en riet, mogelijk ook om een verbinding te vormen met de postkoetsen door Laren. In Hilversum heet de weg officieel Doodweg, de enige resterende met deze straatnaam.
De conclusie is dat een mengsel van hang naar romantische geschiedschrijving, versimpeling van een complexe geschiedenis, het magische getal zeven en een niet begrepen tot de verbeelding sprekende rechtheid van een aantal oude, nieuwe en 3 vernieuwde wegen die deels middeleeuwse kerkwegen waren, geleid heeft tot mythevorming rond deze wegen naar het Sint-Janskerkhof. Het blijft niettemin een uniek fenomeen dat er een zevental rechte wegen op het Sint-Janskerkhof toelopen.

Jaap Groeneveld
maart 2010


Deze discussiebijdrage is een samenvatting van mijn artikel 'De doodwegen naar het Sint- Janskerkhof te Laren - Mythes rond het begraven in het Gooi', in Tussen Vecht en Eem, 2010, nr. 1.

Legenda van de afbeelding op pagina 4
De zeven rechte 'doodwegen' (1 t/m7) die gewoonlijk in de lokale en regionale geschiedschrijving bedoeld worden:
1. Stationsweg/Hilversumseweg vanaf de Johanneskerk
2. Schuilkerkpad vanuit het Zevenend
3. Oude Postweg (zuid)
4. Larenseweg/Hilversumseweg vanuit Hilversum
5. Doodweg in Hilversum, van 's-Graveland en Kortenhoef
6. Rechtweg
7. Doodweg van Bussum
Vijf andere behandelde paden of wegen:
A. pad vanuit de brink van Sint-Jansstraat en Molenstraat te Laren,
B. Hoge Larenseweg te Hilversum,
C. Oude Postweg (noord; verbinding vanuit Hoog-Bussum),
D. 'De weg naar het Laarder Kerkhof' volgens kadastrale kaart van Bussum uit 1824
E. onderbroken voetpad gericht op het kerkhof, aansluitend op de Doode Weg of mogelijk ooit op het Laarder paadje te Bussum.



...
Basiskaart: Topografische Militaire Kaart van 1849 (coll. Nationaal Archief).

Het Sint Jans kerkhof


Bron:
historischekringlaren.nl/het-sint-jans-kerkhof/

Letterlijk overgenomen: Bep G.L. De Boer
Hier op het St. Jans kerkhof heeft de eerste Christenkerk van Gooiland gestaan. Volgens overlevering was het in heidensche tijden een offerplaats, en deze overlevering wordt op merkwaardige wijze bevestigd door de hooge ligging van het terrein en door het aantal wegen, dat op dit punt samen kwam. Niet minder dan zeven oeroude wegen liepen weleer op dit eenzame kruispunt uit. De eerste zendelingen kozen juist de plaatsen waar het heiligdom zijn zetel had, om die te heiligen voor den dienst van het Evangelie.

Verbeeld u den toestand van den eersten Evangelieprediker in deze onherbergzame oorden, te midden eener half wilde bevolking den dood verkondigend van een Godmensch, die sterft uit liefde, uit onuitsprekelijke barmhartigheid, dan de luistervolle verrijzenis van Hem, den Koning der eeuwen. Met welke blikken hebben zij den vreemde begroet, met welke woorden hem toegesproken? Niets van dat alles is ons overgefluisterd; de stem der lang vervlogen jaren zwijgt. Alleen de dichter vertolkt het gevoel van verwondering dat den landzaat beving op het eerste zien van den vreemde:

“Gij, vreemd’ling, die in ’t stil en eenzaam kluisje huist!
Wat hoore ik door het woud met zulk een kracht weêrgalmen?
Bedrieg ik me? Is ’t de wind, die door uw bosschen ruischt,
Of hoore ik flauw ’t muziek van uw gewijde psalmen?
Het stormgeweld verdooft mij ’t oor;
Maar ’t geen ik, door zijn bruisen, hoor,
Is ’t zangrig stemgeluid van menschelijke tonen.
Doch wien, wien zingt ge in ’t statig lied
Met zooveel eerbied toe, o grijze Woudheremiet?
Zeg, geldt het de eer van heldenkronen,
Of ’t machtig Geestendom, dat op de winden zweeft?
Ai, matig dezen toon, die door de wolken streeft,
En (wilt ge) geef een zang aan dees verlaten velden!
Hier ziet ge, sla uw oog in ’t rond!
De heuv’len, ruig begroeid, van ’t overschot der Helden;
De steenen, geel bemost, die hun begraafplaats melden,
En ’t rank en snerpend gras van hun verheven grond.

Naar Bilderdijk’s vertaling van Ossian

...
In 1905 schreef Prof. J.A. de Rijk dit verhaal in “Wandelingen door Gooi- en Eemland en Omstreken”.

...

Ondoenlijk is het, met eenige juistheid het jaar te bepalen, wanneer het allereerste bedehuis op dit kruispunt van wegen gesticht werd. Men kan voor de vestiging des Christendoms in onze streken de halve eeuw rekenen die er verliep tusschen de jaren 700 en 750, en vermoedelijk was reeds zeer kort na laatst genoemd tijdstip te deze plaatse een kerkje voor den geheelen omtrek aanwezig. Een oeroude legende, in de vroegste tijden van mond tot mond overgeleverd, reeds in 1564 opgeschreven, hecht zich aan de eerste stichting en luidt aldus:
“In de dagen van voorheen, toen zich hier op de hoogte nog een bosch verhief, waren eens drie meisjes, zusters, hierheen gekomen, misschien om eikels te zoeken, of zoete, wilde aardbeziën. Eensklaps, daar schieten twee roovers uit eene hinderlaag te voorschijn, en vallen de bevende meisjes aan en grijpen haar bij de haren. Ach, zij doen haar best onder tranen en bidden, het moorwapen van zich af te weren, maar tevergeefs! De ellendelingen dooden haar, snijden haar de borst af en laten de lichamen in bloed badende liggen. Met hun ijzingwekkkenden last ijlen zij naar het dorp, niet meenende dat hun gruwelstuk bekend zou worden. De zon was reeds ondergegaan, de schemering zonk over de aarde neder. Zij kloppen bij het eerste huis aan, en dit was toevallig de ouderlijke woning der in het bosch vermoorde meisjes. Een der twee zeide tot de vrouw des huizes: hier heb ik vleesch; kook het voor ons, en meteen wierp hij het in den te vuur staanden ketel. Dat gruwelstuk gedoogde God niet. Zoodra het kokende water de vreeselijke spijze had opgenomen, vloog deze er weder uit en op den schoot der huisvrouw, die de moeder der meisjes was. Wee! riep zij, ’t is van mijne dochters, en ze zijn vermoord! Vlucht, roovers, vlucht, nu het nog tijd is! Dicht bij die woning was een waterkom, waarin men gewoon was de schapen te wasschen, en ter boete voor de gruweldaad legde men op de plaats van dezen vijver de grondslagen eener kerk, maar zie, wat vandaag gegrondvest werd, dat zag men morgen boven op de hoogte, en dit geschiedde aldus drie- of vier maal. Ten laatste door dit zeldzame geval getroffen, besloot de landman zijne kerk, een arm bedehuisje aan den Dooper toegeheiligd, op de hoogte te bouwen, en men stelde den optocht in, bij welken twee meisjes met loshangende haren het beeld der Heilige Moedermaagd over de heuvelen moesten dragen.”
Aldus de legende. De laatste woorden doelen op de processie van St. Jan van Laren. In den nacht der tijden verliest zich het eerste begin van deze optocht; hij is zo oud als de kerk zelve, ouder wellicht, en telt ongetwijfeld veel meer dan duizend jaar. Nog heden wordt hij onder verbazend grooten toeloop en zonder ongeregeldheid gehouden op den 24e Juni. Dat er in de dagen van Hortensius ongeregeldheden bij plaats grepen, – wien kan het verwonderen, die weet hoe woelig en vol onrust de tijd toen was? Zij worden door Hortensius dan ook niet verzwegen. De waterkom, waarvan in de legende sprake is, bestaat nog heden, en is waarschijnlijk de Coesweerd, midden in het dorp Laren op den Brink gelegen en door opgaande boomen overschaduwd. Wij zullen ze later bezoeken. Het kan geene bevreemding baren, dat de twee misdadigers, in het volksverhaal in zoo afschuwelijke gedaante geschilderd, voor dezelfden zijn gehouden van wie onder den naam van Wer en Ner gewaagd wordt in de Drakensteinsche legende. Het eerste kerkje was van hout, gelijk onze voorouders in die dagen gewoon waren op te trekken, maar reeds zeer vroeg werd het van steen herbouwd. Uit eene oude kaart van vóór 1521, aanwezig in het Rijks-Archief, kan men, voor zooveel men op dergelijke kaartteekeningen kan afgaan, nog eenigzins opmaken, hoe de vorm moet geweest zijn; zeer duidelijk wijst die kaart eene kruiskerk aan, half in lommerrijk geboomte verscholen, met een toren in het midden op de viering en paarsgewijs staande, halfrond geboogde vensterramen, gelijk de romaansche bouwstijl dit medebrengt. Geheel anders echter ziet zij er uit op eene tweede kaart die ook oud is, maar toch van na 1521 (ofschoon vóór 1586) dagteekent. Hier zijn de boomen wel te zien, ook het kerkje en de toren, maar de kruisvorm is geheel verdwenen. Daarentegen staat er aan de noordkant, dicht bij den toren, een klein gebouwtje, de kosterij waarschijnlijk, en is de geheele kerkgrond omringd door eene haag of omheining. Na het jaar 1500 begon de beroemde oude kerk zeer in verval te geraken. Er werd aan gedacht, ze te herstellen, maar hiertoe betoonden die van Laren weinig neiging. Laten we ons den toestand duidelijk maken. In de vroege middeleeuwen had de kerk gediend tot parochiekerk voor geheel Gooiland, maar later, en vooral tusschen de jaren 1400 en 1500, was de toeneming der bevolking ieder der Gooische dorpen begonnen, eene kapel voor zich te bouwen, en deze kapellen werden in den loop des tijds tot parochiekerken verheven, zoodat niemand in de dorpen zich meer bekommerde om de oude moederkerk op de hoogte. Laren zelf, dat anders om de nabijheid er geene noodig had, bouwde eene kapel, die in 1521 voltooid werd, en de tegenwoordige Hervormde kerk van Laren is. Toen er nu spraak kwam van het herstellen der oude kerk, schijnt de heer van Nijenrode, Erfmaarschalk van Gooiland, zijne diensten te hebben aangeboden.Hij ontving van den Schout van Laren het volgende briefje:
“Nae alle behoirlycke grotinghe, doe ic Schout Ketel tot Laren uwer eerwairdicheyt weten, dat ic ontfanghen heb uwer brieff, welck ic oick mede getoent heb onsen gerechte, diewelcken U, L. grotelycken danckende waire van die psentatie, en souden het selfde angenaemelijck accepteert hebben, ’t had saick geweest, dat die kercknrs veel leijen, houdt, en ander veel dinghen, die notelyck waire totte reparatie gecoft hadde, en dat ons meestendeel mouverde, hebben wij overgeleyt om te hebben een kerckhoff dairinne onse doode soude begraven, en met dat onse capelle seer benaut staet tusschen die huyse soe en mochte wij dair om heen geen kerckhoff crijghe. Dancken Uwer eerwairdicheyt grotelijcken van die presentatie, die gij ons gedaen heeft. Niet meer op dese tijt, dan God die wil u in lanck leven gesont sparen tot salicheyt. Gescreven opten vijftien Junij Anno (onleesbaar jaartal) . Ick Garbrant Roloffz, Ketel, U willighe dienair tot allen bereyt. Den Edelen vrome en wijse heer, den heer tot Nijewenroede ect.”
Derhalve bleef de kerk in haar vervallen toestand, en werd gebruikt als begraafplaats. In het jaar 1564 stond zij nog, maar werd zeer bouwvallig. Uit eene korte beschrijving, in dat jaar opgemaakt, ziet men, dat het dak niet meer tegen den regen beschutten, de voorgevel het water niet meer tegenhouden kon; van alle kanten kwamen er scheuren in de muren, die dreigden in te storten. Toch bezocht men haar ook toen nog veelvuldig, gelijk uitdrukkelijk vermeld wordt.
Ook in 1586 stond zij nog. Immers in dit jaar gaven de Staten van Holland last, om haar af te breken.
“De Staten van Hollandt aenmerckende, dat op het hooge van Laren in Gooilandt een kercke staende is, …hebbe goed gevonden ende geresolveert, dat de voorz. Kercke met het kerckhoff metten eersten sal worden afgebroocken ende gedemolieerd tot profijte van de gemeene saecke. Ende hebben voorts belast ende geautoriseert, lasten en autoriseeren bij desen jonckheer Willem van Nyevelt, baillui van Goijlandt oft sijnen substituijt ende Jan Pieterz. Burgemeester van Naerden metten eersten de voorschr. Kercke met het kerckhoff voorn. Ten meesten profijten van den Lande te vercoopen, omme gedemolieert te worden”.
Zoo werd dan de aloude kerk, de eerste van Gooiland, verkocht aan zekere Willem Michielse voor f. 215,= en afgebroken. Niets is er meer van over. Het kerkhof bleef echter bestaan, en ook de jaarlijksche processie. Zij trok nu niet meer, zooals voorheen, op klaarlichten dag uit, maar te middernacht, en dit heeft aldus voortgeduurd tot de eerste jaren der vorige eeuw. Sedert wordt zij wederom des daags gehouden. Een tachtigtal jaren geleden vertoonde het kerkhof zich geheel anders. De aarden wal er omheen was zeer vervallen; de weg liep midden over het kerkhof heen, dat in volkomen eenzaamheid zijne dooden bewaarde. De oude olmboom van dezen doodenakker, die ons reeds bij de zeven Bergjes in het gezicht kwam, overschaduwt de rustplaats van méér geslachten, dan op eenige andere plaats van ons vaderland ten grave zijn gebracht. Doch verlaten we deze eenzame plaats. We kwamen ditmaal wel herhaaldelijk met de rustplaats van voorgeslachten in aanraking; maar het kan zeker in onzen gejaagden tijd waarin bijna niemand meer aan den dood schijnt te denken, zijn nut hebben, dat te midden van een wandeling in de vrije natuur ook eens het “Memento mori” worde gehoord!

Het Sint Janskerkhof met de doodwegen


Bron: TVE-2009-01 Hist. Canon p34-38

Geen enkele locatie in de regio heeft een doorlopende geschiedenis van meer dan 1400 jaar. Het Sint Janskerkhof in Laren heeft die historie wel. Ook de oudste legendes gaan over deze plaats, die volgens een aantal deskundigen nog steeds een grote kracht bezit. Het is een bijzondere en mystieke plek. Over het ontstaan en de vroegste geschiedenis kunnen we alleen maar veronderstellingen formuleren, omdat betrouwbare bronnen doorgaans ontbreken. Zeker is dat er vanaf de oudste bronnen sprake is van een verering van de locatie van het kerkhof. Die verering duurt tot op heden voort


Het kerkhof met kapel
De kerstening van ons gebied met de stichting van de eerste kerken in Nederhorst den Berg, Naarden en Muiden vindt plaats rond 900. Gezien de geringe bevolkingsdichtheid is het niet aannemelijk dat er in het Gooi in die tijd naast Naarden een tweede kerk met parochie heeft bestaan. Mogelijk is er snel na de kerstening op de heuvel van het latere Sint Janskerkhof een houten kapel gebouwd. Vaak werden heidense plekken, bijvoorbeeld een Wodanseik of een heidense Germaanse offerberg, tot christelijke heilige plekken verklaard. Zo verhaalt een oude legende over een verdwaalde pelgrim uit het Heilige Land die op 22 juni 893 op de heide door rovers wordt overvallen en vermoord. De rovers vinden een zilveren doos met menselijke beenderen. De doos nemen zij mee maar de beenderen gooien ze weg. De volgende dag ziet een herder de beenderen vastzitten in de grond en licht uitstralen. Het bericht over dit wonder verspreidt zich snel en al op 24 juli komen mensen van heinde en verre. De omgebrachte pelgrim blijkt enkele dagen daarvoor tegen iemand uit de omgeving te hebben gezegd dat het botten van de heilige Johannes zijn. Na het ter plekke opdragen van een Heilige Mis laten de beenderen los uit de grond. Op de plek komt een kapel te staan en ieder jaar wordt daarheen een processie gehouden. De pelgrim is als eerste op die plek begraven. Kerk en nederzetting bij het kerkhof De middeleeuwse kapel is in die tijd niet het enige gebouw op de heuvel. Uit grondonderzoek is gebleken dat aan de zijde van het huidige Laren een aantal boerderijen heeft gelegen. Door het verbouwen van gewassen verandert de samenstelling van de grond. De dikte van het zwarte teelaardedek, of enkaardelaag, geeft een indicatie van de duur van het gebruik van de grond. Er wordt verondersteld dat op de heuvel vanaf circa 600 tot het einde van de 15e eeuw een kleine nederzetting heeft bestaan, van ongeveer acht woningen met elk een huiskamp. Rond de l l e eeuw bezit het kapittel van Sint Jan in Utrecht gronden ten zuiden van het Gooi (De Vuursche). Het is goed mogelijk dat er in die tijd een relatie heeft bestaan tussen het kapittel en de kapel op het kerkhof in het Gooi. Dit kan de reden zijn dat de beschermheilige van de kapel Sint Jan (Johannes de Doper) was. Dit in tegenstelling tot de andere kerken in het Gooi, die Sint Vitus als beschermheilige hebben net als het Jufferenstift bij Elten dat in 968 de eigenaar van een groot deel van het Gooi werd. Het kan ook zijn dat de kapel is opgericht kort na de machtsovername in 719 door de Franken. Zij beleden en verspreidden het Christendom en hebben mogelijk om die reden de doopkapel vernoemd naar Johannes de Doper. Een derde verklaring kan zijn, dat de heidense feesten op 24 juni na de kerstening zijn gekoppeld aan de naamdag van Sint Jan. Pas in 1306 vinden we de eerste vermelding van een kerk met parochie in Laren, in die tijd Sint Janskerkhof. Deze kerk dient dan als parochiekerk voor Bussum, Hilversum, Laren en Blaricum. In 1350 komt Bussum onder de parochie van Naarden en in 1416 wordt de kapel te Hilversum parochiekerk. In 1521 bouwt Laren de huidige kerk bij de brink. Door het ontstaan van kerken in elk dorp raakt de kerk op het Sint Janskerkhof in verval. In 1586 wordt deze afgebroken.

...
Schets van het voormalig kerkje op Sint Janskerkhof op basis van De Ronde Kaart van Gooiland, ca. 1520.
...
Kaart omgeving Sint Janskerkhof met de loop van de zeven doodwegen (detail van topografische kaart van 1848, doodwegen aangedikt).

De doodwegen
Doodwegen lopen van omliggende dorpen in een rechte lijn over de heide naar het Sint Janskerkhof. Na de kerstening moesten de doden in gewijde grond worden begraven. In het toenmalige, dun bevolkte Gooi zal dit in Naarden of het Sint Janskerkhof zijn geweest. De grote afstand naar Naarden en de bijzondere verering voor het kerkhof hebben ongetwijfeld bijgedragen tot de keus van de bewoners in het zuiden van het Gooi om zich daar te laten begraven. In de middeleeuwen bestond in de Lage Landen de bepaling dat een dode over de kortste afstand, dus in een rechte lijn, naar de laatste rustplaats moest worden gedragen. Deze motieven zullen al in de middeleeuwen hebben geleid tot een aantal rechte paden vanuit verschillende richtingen, van de toenmalige nederzettingen in het zuiden van het Gooi naar het Sint Janskerkhof. Deze doodwegen waren zeker geen brede wegen maar, gezien de intensiteit van het gebruik, meer heidepaadjes. De verering van de plek van het kerkhof is wellicht al vanaf de kerstening gekoppeld geweest aan de functie van bedevaartplaats. Ook na ongeveer 1700, wanneer de doden bij de kerk in de eigen dorpen worden begraven, blijft de verering van deze plek in stand en zullen de doodwegen nog zijn gebruikt, alleen nog minder intensief. In het huidige landschap en op kaarten vanaf het begin van de 17e eeuw zijn doodwegen op het Sint Janskerkhof terug te vinden. Het is lastig aan te tonen dat de huidige doodwegen en de doodwegen van de kaarten allemaal zijn terug te voeren op de middeleeuwse doodwegen. Middeleeuwse paden die mogelijk als doodweg dienden, hebben later wellicht een andere functie gekregen. Een postkoetsroute bijvoorbeeld, met een halteplaats bij het Sint Janskerkhof. Waarschijnlijk valt een aantal middeleeuwse doodwegen samen met de huidige doodwegen en die op oude kaarten.

...
Het Sint Janskerkhof gezien richting Laren met de omwalling en de graven die met een kei waren gemarkeerd, aquarel Jacob Cats, ca. 1790 (particuliere collectie).

...
Gezicht richting Laren met links de ingang van het Sint Janskerkhof, tekening James de Rijk, 1840 (coll. Museum Hilversum).

Bedevaart en processie
Motieven voor de bijzondere verering van het kerkhof zijn te vinden in oude legendes en geschriften. Een legende die in 1572 al oud was verhaalt over twee rovers die de borsten van drie jonge maagden afsnijden en vervolgens bij een boerderij aankloppen met de vraag om het vlees te koken. Het water werpt het vlees eruit. De vrouw die de rovers heeft ontvangen blijkt de moeder van de drie maagden te zijn en zij bemerkt de misdaad. Men wil een kapel stichten bij een waterkom (de Coesweerd te Laren) maar tot driemaal toe worden de fundamenten de volgende ochtend teruggevonden op een heuvel op de heide. Ten slotte bouwt men daar de kapel, brengt er offers ter ere van Johannes de Doper en brandt er wierook om het koren. Lambertus Hortensius (zie voor hem venster 11) schrijft in 1564 over het vervallen kerkje op het Sint Janskerkhof als een geliefd bedevaartsoord. Er worden graangewassen geofferd als votief of dankgeschenk aan Sint Jan. Hij meldt dat op 24 juni, de langste dag, een wat woest volksfeest plaatsvindt ter ere van Sint Jan. Dit feest draagt verscheidene voorchristelijke elementen in zich en roept zo herinneringen op aan de Germaanse midzomernachtfeesten ter ere van de zonnegod Balder. Bij de reformatie worden rond 1580 de kerken, kerk- en armengoederen van de katholieken afgenomen. Kerkdiensten worden verboden, zo ook die in de kerk op het Sint Janskerkhof. Uit een bevelschrift van de Staten van 25 juni 1586 blijkt dat de katholieken hun toevlucht hebben genomen tot de verlaten kerk op het Sint Janskerkhof. De kerk wordt nog datzelfde jaar afgebroken maar ook daarna blijven de katholieken een grote eerbied houden voor het kerkhof. Men blijft geloven dat daar verscheidene mirakelen zijn gebeurd. De plek blijft in gebruik als bedevaartplaats en begraafplaats. In de 17e eeuw wordt verschillende malen geklaagd over katholieken uit Laren en omliggende dorpen die op bedevaart gingen naar de resten van de kapel of op het kerkhof rond liepen. De bedevaart groeit uit tot de Sint Jansprocessie. In de tijd van geloofsvervolging wordt die heimelijk rond middernacht gelopen. Omstreeks 1800 vindt de processie weer overdag plaats om in 1822 door de regering te worden goedgekeurd. Nog jaarlijks wordt de processie in Laren op of rond de Sint Jansdag, 24 juni georganiseerd. Als rustaltaar wordt in 1892 op het Sint Janskerkhof de nu nog bestaande kapel gebouwd.


Zoeken en bekijken
Literatuur
R.W.C. van Boetzelaer, 'Het Sint Janskerkhof, in: Mededeelingen van het Museum voor het Gooi en Omstreken, 1941, p. 25-27.
D. Th. Enklaar, 'Waar heeft de oudste kerk van Gooiland gestaan?', in: Mededeelingen van het Museum voor het Gooi en Omstreken, 1944, p. 20-25.
Leo Janssen, Karei Loeff (red.), Getuigenis op straat, de Larense Sint Janstraditie, Laren 2005.
Peter Margry, Jan en Charles Caspers, Bedevaartplaatsen in Nederland, deel 1, Hilversum 1997.
P.J. Margry, 'Sint Jansverering en Sint Jansprocessie', in: Tussen Vecht en Eem, 12 (1994), p. 95-104.
E. N. Palmboom, Het Kapittel van Sint Jan te Utrecht, Hilversum, 1995.
Willem van der Pluym, 'Aanteekeningen betreffende de Ned. Hervormde Kerk (St. ƒ. Stellingwerf, 'der Roomsgesinden Bevaard in het koorn te Laren op S.janskerkhof', tekening, ca. 1730 (coll. Museum Hilversum). Johannes) te Laren', in: Mededeelingen van het Museum voor het Gooi en Omstreken 1942, pag. 32-39.
T. van Tol, 'De verdwenen nederzetting Laren bij het Sint Janskerkhof', in: Kwartaalbericht Historische Kring Laren, dec. 1986, p. 59-100.
A.C.J. Vrankrijker en Gabriël Smit, Sint Jan, de Sint Jansprocessie van Laren in het Gooi, Broederschap van Sint Jan, Laren 1952.
Henk de Weerd Wz, Gooise Legenden, Hilversum 1960, 2e druk.

...
ƒ. Stellingwerf, 'der Roomsgesinden Bevaard in het koorn te Laren op S.janskerkhof', tekening, ca. 1730 (coll. Museum Hilversum).

...