G Zaal

1-A-39-16 G.C. Zaal


Gijs Zaal in zijn klompenwinkel

 

Klompenwinkel en werkplaats op Kerklaan 7, ca1968

Tegenover de ingang van de meisjesschool aan de Kerklaan stond de woning, winkel en werkplaats van de klompenmaker Gijs Zaal (nu nog alleen woonhuis). Gijs was getrouwd met Anna Wortel.

 

Zij waren de ouders van o.a. de vader van pater Kees Zaal die ook op het kerkhof ligt , maar dan in het priestergraf. Ook zijn zij de ouders van Katrien Zaal die decennia lang de klompenwinkel heeft gerund, eerst op Kerklaan 7 en daarna op Kerklaan 20. Zij ligt ook in dit graf.

“Zaal, zijn mijn klompen klaar…”

 

In de jaren 1940 – 1945 was ik een van de leerlingen op de meisjesschool aan de Kerklaan. Tegenover de school stond de woning/werkplaats en winkel van de Klompenmaker Zaal (nu nog alleen woonhuis). Iedereen in Laren wist de klompenmakerij van Zaal te vinden en nog wordt het huis aangeduid als het huis van Zaal, dat zal nooit veranderen. Zaal was een begrip in Laren.

Mary van der Schaal

In de laatste jaren van de oorlog, toen er geen leren schoen meer te koop was, werd de aankoop van een paar schoenen een haast onoverkomelijke aanschaf.
Men verzon allerlei vreemde oplossingen. Schoenen van een ander overnemen die er uitgegroeid was. Of aan de bovenkant de neus eruit knippen als de schoenen te klein werden of een prop papier voorin stoppen als ze te groot waren.
Schoenen met bordpapieren zolen kopen, die waren er nog wel, maar als je net aan het nieuwe paar gewend was, waren ze al versleten. Daar schoot je dus weinig mee op.
Alles waar je maar op kon lopen werd gebruikt. Kaplaarzen werden afgeknipt op enkelhoogte, het liep niet zo fijn op een platte zool maar daar moest je maar aan wennen. Jongens- of meisjesschoenen, dat maakte niets meer uit als ze maar warm waren en je ermee uit de voeten kon.
Op een goede morgen kwam de oplossing van de school. Ieder kind kreeg een bon voor een paar klompen, af te halen bij de firma Zaal. Iedereen was in feeststemming.
De meeste kinderen renden om twaalf uur naar huis om te zeggen dat ze om vier uur, na de school, naar Zaal gingen om een paar klompen te halen.
Er stond om half 5 een rij van enkele meters maar ieder moest op zijn beurt wachten om binnen te komen.
Daar werd door de heer Zaal de naam genoteerd en de voetlengte gemeten, maar van klompen mee naar huis nemen, was geen sprake. Geduld was geboden. Grote teleurstelling in de gelederen!
“Volgende week zijn ze klaar” was het antwoord van Zaal (niemand zei meneer Zaal, het was gewoon Zaal). Natuurlijk kon hij in een week geen honderden klompen maken. Toch hoopte je ieder week dat de jouwe klaar waren. Je wist nog helemaal niet wat je te wachten stond. Als je nooit op klompen gelopen hebt, loop je er zo maar niet op weg. Zaal, onverstoorbaar, met altijd een hooisprietje in zijn mond, werkte zich gestadig door zijn klompenbestellingen heen en ja hoor op een goede dag had hij alle kinderen in Laren van klompen voorzien en kon de goede man even rust nemen.

Hoe hij toen aan hout gekomen is, zal altijd wel een raadsel blijven.
Maar zoals ik al zei: “je loopt niet zomaar weg op klompen”. Iedereen kreeg kapklompen. Dat zijn klompen die bovenop tot over de wreef heenlopen met als gevolg dat je bij ieder stap met je wreef tegen de rand stootte. Op je wreef moest eerst eelt komen en geen kind die dat had natuurlijk. De doorzetters later wel. Daarna kwamen de tripklompen. Dat waren klompen met een korte wreef en de kap was dan vervangen door een riempje.
Allengs ging het lopen beter en ja hoor, het kon niet uitblijven, op de Kerklaan op de hoek van de Ruiterweg tot aan de tuin van Harff, werden door mijn broer Hans en ik hardloopwedstrijden georganiseerd. Ik kan me nog goed herinneren dat als het startsein gegeven werd er een donderend geklepper losbarstte en natuurlijk bleven de gevolgen niet uit. Barsten in de klompen, gebroken klompen en natuurlijk de nodige valpartijen.

Onze ouders en natuurlijk ook de ouders van de andere kinderen waren daar niet zo gelukkig mee. Op deze manier konden ze wel klompen blijven kopen. Ik weet nog dat een klomp van mijn broer, die altijd hard van en naar school liep, na een wedstrijd gebarsten was en ten slotte uiteen viel. Goede raad was duur. Wij naar Zaal. “Zaal kunt u de klomp niet lijmen want wij durven niet naar huis”. Hij sprak toen de legendarische woorden: “als ik dat kon, begon ik meteen een ‘houtsmederij’”. Wij zijn dat nooit vergeten, Uiteindelijk werden de hardloopwedstrijden door de ouders verboden.

Als er dus nieuwe klompen gekocht moesten worden, liet je de maat nemen door Zaal en hij zei dan steevast: “volgende week zijn ze klaar”. De genoemde dag ging je naar de winkel. Mevr. Zaal of soms haar dochters Marie of Katrien, zeiden dan als ze nog niet klaar waren: “nee, ik zie ze nog niet op de plank staan, loop maar door naar de werkplaats”. En daar wachtte je geduldig totdat Zaal de machine stil zette en dan vroeg je: “Zaal, zijn mijn klompen klaar” en het was vaste prik dat hij dan meestal zei: “volgende week”. Als die week dan weer voorbij was en hij weer hetzelfde antwoord gaf en jij dan zei: “dat zei u vorige week ook” dan noemde hij er als een aanvulling een dag bij, donderdag of vrijdag. Maar gelukkig, dan waren ze er meestal wel. 

 

Toen er bijna geen hout meer was, moest men wat anders gaan bedenken en ja hoor, er werd weer een oplossing gevonden. De kleppers. Dat waren houten zolen van zo’n 2 centimeter dik met daaraan wat riempjes van een soort canvas of ander materiaal ( in Huizen werden repen van een soort visnetten of balen gebruikt) en een gesp. Ze leken wat op sandalen en daar hebben we de rest van de oorlog op gelopen. Er werden stukken fietsband of iets anders onder gespijkerd om ze wat zachter te laten lopen, maar ook een soort van kopspijkers om slijtage tegen te gaan. Je wist niet beter. Het nadeel was dat de kleppers met zorg moesten worden gebruikt want ze braken nogal snel in tweeën. Maar al doende leert men en begonnen ook kinderen te begrijpen dat het in oorlogstijd moeilijk was om aan materiaal te komen. We hebben nog dikwijls aan Zaal gedacht. De onverstoorbare man met altijd een sprietje in zijn mond, die heel veel van kinderen hield en goed met hen wist om te gaan.

Bron: Historische Kring Laren