De processie op het Sint Janskerkhof

Geschiedenis Sint Jansprocessie

De verering van Sint Jan in Laren kan pas in de 13e eeuw zijn ontstaan en sluit aan bij de algemene opleving van devoties in de 14e en 15e eeuw. De eerste berichten over een Sint Jansverering met iets als een processie, zijn afkomstig van Hortensius. Hij schreef in zijn Goois gedicht uit 1564 over een oud vervallen kerkje dat een geliefd bedevaartsoord was. Gezien de middeleeuwse processiecultuur mag men er van uitgaan dat er toen wel eens een processie is gehouden. In de middeleeuwen bij het kerkje op het Sint Janskerkhof. Pas na de komst van de nieuwe kerk in 1521 zijn processies vanuit het dorp mogelijk.

...

...

...

...

Reformatie

In 1581 vindt in Laren de reformatie plaats. Laren blijft een katholiek dorp maar de nieuwe kerk verandert van een katholieke in een protestantse kerk. Na de reformatie wordt de oude kerk op het kerkhof door de katholieken weer meer gebruikt totdat in 1586 deze oude kerk in opdracht van het gezag afgebroken moest worden. Voor de katholieken breekt een lange periode van het gebruik van noodkerken aan. In 1613 wordt in Laren een noodkerkje opgericht, een schuurkerk of schuilkerk genoemd. In de 17e eeuw wordt er meerdere malen over de katholieken uit Laren en omliggende dorpen geklaagd die bedevaarten hielden naar de resten van de oude kerk of al biddend op het kerkhof liepen. Ondanks alles ging de verering rond de bedevaartplek tot halverwege de 18e eeuw in beperkte mate met een individuele bidgang door. De komst van een noodkerk in 1760 aan het begin van de Smeekweg (huisnummer 6) en de komst van pastoor Van Oostveen in 1798 brachten daar verandering in. Ook de godsdienstvrijheid die in 1795, formeel in de staatregeling afgekondigd, zorgt daar mede voor. De verering van Sint Jan was al opgeleefd, maar de pastoor propageerde het tot een Sint Jansfeest.

Broederschap
In 1806 wordt de Broederschap van Sint Jan opgericht. Het is deze Broederschap geweest die er in de loop van de jaren voor heeft gezorgd dat de Sint Jansprocessie kon uitgroeien tot het huidige niveau. In het begin werden individuele ommegangen omgezet in een meer georganiseerde bidtocht. Het was nog geen processie maar een groepsgewijze omgang van schuilkerk naar het kerkhof, over het huidige Schuilkerkpad en de Langsakker. Geleidelijk aan begon in de 19e eeuw de omgang meer op een processie te lijken. In 1845 werd in het centrum van Laren de ‘Waterstaatskerk’ in gebruik genomen en was de schuurkerk voor de katholieken niet langer nodig.


Voor de uiteindelijke vorm van de Sint Jansprocessie was 1886 een bijzonder jaar. Door het samenvallen van het Sint Jansfeest en Sacramentsdag wordt de processie een Sacramentsprocessie, d.w.z. dat het Allerheiligste in de processie naar en van het kerkhof meegedragen mocht worden. Voor de Laarders aanleiding om de weg te versieren: er komen erepoorten, kleurrijke vlaggen en sierlijke wimpels. Meester Van Wulfen van de openbare school was in dat jaar de eerste die een ereboog maakte. Anderen volgden. Mede hierdoor groeide ook het aantal deelnemers.

...

...
...

...
...

...
...

...
...

...

In 1925 verscheen de nieuwe katholieke kerk, de huidige Basiliek. De bestaande Waterstaatskerk vertoonde flinke mankementen en was te klein geworden wat een reden was om een nieuwe, grotere kerk te bouwen. Na een gunstverzoek zond op 24 juni 1937 Paus Pius Xl een telegram met de boodschap dat de Larense Sint Janskerk zich voortaan Basilica Minor mocht noemen, ofwel basiliek. Twee symbolen van deze waardigheid zijn te zien in de kerk: het tintinnabulum (klokje om de komst van een hoogwaardigheidsbekleder aan te kondigen) en het conopeum (een parasol).
Begin jaren 50 werd ook de Basiliek te klein. Op het Zevenend kwam in 1954 een 2e katholieke kerk ‘De Goede Herder’ maar door een dalend aantal parochianen werd deze in 1984 alweer verlaten. De kerk is in 1991 gesloopt.

...

...

Kloosters, zuster- en broederhuis

Voor het katholiek onderwijs verschenen rond de eeuwwisseling zusters en broeders in Laren. Naast hun onderkomens werden er ook scholen gebouwd. Als eerste kwam in 1882 een nonnenklooster aan de Brink voor de zusters Dominicanessen van Neerbosch, het huidige Brinkhuis. Zij gaven les aan de meisjes.


Later in 1914 verscheen het broederhuis gelijk met de Aloysiusschool aan de Eemnesserweg, respectievelijk het huidige gemeentehuis en de basisschool de Binckhorst. De broeders van St Louis gaven les aan de jongens. Midden jaren 60 verlieten de broeders Laren en iets later de zusters.

...

...

...

Sint Jansziekenhuis

Op initiatief van pastoor Hendriks werd in 1920 de stichting RK Ziekenverpleging Sint Jan opgericht. Als voorlopig ziekenhuis werd een villa van de dames Switsar aan de Brink gehuurd. Deze villa stond op de plek van de huidige pastorie. Niet veel later werd het Sint Jansziekenhuis aan de Eemnesserweg gebouwd. Na een moeizaam begin met een andere orde hebben hier de zusters van de orde van ‘Onder de Bogen’ de verpleging een lange tijd verzorgd.

Kindsheidprocessie

De Rooms Katholieke sfeer werd er destijds al vroeg bij de jeugd ingebracht. Tot begin jaren 60 vonden er kindsheidsprocessies plaats. Voor de oorlog met kinderen van de basisschool maar na de oorlog met kinderen van de kleuterschool. Sint Janneke was de hoofdpersoon, maar in de stoet liep van alles verkleed mee: Engeltjes, nonnen, bisschoppen, paters, etc. In juni werd de kindsheidsprocessie gehouden.


De Sint-Jansverering in een Sint-Vitusparochie voor 1580


Bron:
historischekringlaren.nl/de-sint-jansverering-in-een-sint-vitusparochie-voor-1580-2
historischekringlaren.nl/de-sint-jansverering-in-een-sint-vitusparochie-voor-1580 ...

De maand juni is traditioneel de maand van de Sint-Jansprocessie in Laren. Het leek me gepast om eens terug te komen op het artikel ‘De Sint-Vituskerk op het Sint-Janskerkhof te Laren’ van Harry van der Voort 1). Zijdelings was ik betrokken bij dit artikel. We beseften dat we een gevoelig punt raakten. Er is zelfs gevraagd of wij wilden beweren dat de basiliek gewijd zou moeten zijn aan Sint Vitus. Dat was natuurlijk noch aan de orde, noch de bedoeling. Mij heeft al die jaren wel bezig gehouden de vraag ‘Hoe verhoudt zich de verering van Sint Jan tot de patroonheilige van de oude Sint-Vituskerk op het Laarderhoogt, c.q. het kerkhof?’ Ik denk een mogelijke verklaring te hebben gevonden in de onderbelichte heiligenvereringen in de Middeleeuwen, maar eerst nu in dit deel de stand van kennis.

Jaap Groeneveld


Deel 1: Wat we weten uit de bronnen (1306-1569)

De Sint-Vituskerk op het Hoogt
We weten dat er al in 1306 een kerk was in Laren en dat die op het Laarderhoogt, kortweg ‘het Hoogt’, stond, waar nu het Sint-Janskerkhof is. De kerk was toen de parochiekerk voor het zuidelijke deel van het Gooi, Hilversum, Laren en Blaricum. De kerk is naar schatting, op basis van gevonden stenen, gebouwd omstreeks 1250-1270. Er is geen gedocumenteerde informatie over de bouw, noch van het bestaan van een kapel als voorganger.
Verscheidene historici hebben zich in het verleden uitgeput in verklaringen waarom er een aan Sint Jan de Doper gewijde kerk op het Sint-Janskerkhof zou moeten hebben gestaan terwijl eigenlijk in het Gooi de kerken aan Sint Vitus werden gewijd, de heilige van de Gooise ‘landsheer’, de abdij van Elten. Daarbij ging het er vooral om de ouderdom van de Sint-Jansprocessie te bewijzen. Lambertus Hortensius had in 1564 als eerste zijn bijdrage hierin en stichtte verwarring.
Tot onze verrassing bleek dat er toch een Sint-Vituskerk op het Sint-Janskerkhof had gestaan. Kok ontdekte dat al in 1967 in zijn artikel ‘Zur Patrozinienforschung in den Nederlanden’, maar in het Gooi drong het niet echt door. Het is Van der Voorts verdienste dat hij dat breed onder de aandacht bracht, hoewel Palmboom dat in 1993 ook al terloops noemde. 2) In de Vaticaanse en Utrechtse bisschoppelijke archieven komen geregistreerde pastoorswisselingen van Sint Vitus in Laren voor in 1436, 1444 en 1530. Men kan daar gewoon niet omheen. 3) De suggestie dat de kerk op het Hoogt gewijd zou zijn aan Sint Jan omdat dat gebied daar zou hebben behoord tot de eigendommen van het Sint-Janskapittel is al door Palmboom naar het land der fabelen verwezen. In wetenschappelijke kringen is een en ander inmiddels wel geaccepteerd. 4)
Belangrijke uitgaven over de Sint-Jansprocessie, zoals die van De Vrankrijker e.a. en van Margry, 5) moeten dus met dit nieuwe inzicht gelezen worden. Helaas wordt dit inzicht zeven jaar later nog nauwelijks overgenomen op websites van de plaatselijke kerken en in lokale geschiedschrijving. Is dit op grond van niet willen accepteren of is het zich onvoldoende op de hoogte stellen en in plaats daarvan raadplegen van lang verouderde literatuur?


Het grootste deel van de tekst betreffende de problematische overdracht uit 1436 waarin Jacobus Tam, alias Lems, als pastoor in het bezit is gekomen met pauselijke toestemming van ‘de parochie ecclesia sancti Viti in Laren’ (zie 2e en 3e regel), na vrijwillige terugtrekking van Petrus Hagen (Archivo Segreto Vaticano).

De Sint-Janskapel in het dorp
De nu protestante Johanneskerk is pas in 1521 als kapel gesticht, terwijl de parochiekerk op het later zo genoemde Sint-Janskerkhof op het Hoogt van Laren stond, tot die in 1586-1587 werd afgebroken als overbodig voor de calvinisten. Bij de kerkvisitatie van 1569 werd geconstateerd dat de doopvont in de ‘parochiekerk’ (parochiali ecclesia) stond en het heilig sacrament in de ‘kapel’ (capella) bewaard werd 6), wat er op duidt dat in de praktijk de functies al als zodanig waren omgewisseld. Gewoonlijk en oorspronkelijk was het andersom; een doopvont in een kapel, dicht bij de mensen. Het is in dit verband belangrijk te benadrukken dat tijdens de kerkvisitatie werd gerept van patroonheiligen van kerk noch kapel, van Sint Vitus noch Sint Jan. Wel werd een officie van Sint Anne genoemd en de kerkbestuurders hadden moeite om daarover nadere gegevens te verstrekken.

...

...
Fragment van de ‘Ronde kaart van het Gooi’, omstreeks 1520 (coll. Nationaal Archief, VTH-2580). In het midden het dorp Laren met alleen de kerk op het Hoogt.

Het Sint-Janskerkhof kreeg volgens oude kaarten pas in de zeventiende eeuw, toen de kerk al was afgebroken en al veel langer de Johanneskerk in de praktijk de dorpskerk was, deze naam via de aanduiding ‘Sint Jan te Laren kerkhoff’. We lezen dat als ‘kerkhof (=begraafplaats) behorend bij de Sint-Janskerk in het dorp Laren’. We zien die richting al in 1564 bij Hortensius hierna. Er zijn geen harde bewijzen, maar wel indirecte aanwijzingen dat de kapel in het dorp gewijd was aan Sint Jan.
Van der Voort tracht te verklaren waarom de Johanneskerk in 1521 gewijd werd aan Sint Jan. Die uitleg is voor zijn rekening en daarin zitten nog wel een paar onzekerheden die hij overigens zelf ook aangeeft. Een vaststaand gegeven is dat er met betrekking tot de benoeming van de pastoor van de Sint-Vituskerk van Naarden, die de moederkerk van Laren was, tussen het Kapittel van Sint Jan en de Abdij van Elten al voor 1100 een regeling was voor het om beurten benoemen van de persona. De persona was ‘de pastoor in naam’ met alle rechten en inkomsten voorvloeiend uit het bezit van het ambt, die een plaatsvervanger aanstelde (vicarius) voor de dagelijkse zielenzorg en die doorgaans ‘de pastoor’ werd genoemd. 7)
Dat de wijding van de kapel te maken heeft met deze relatie tot het Sint-Janskapittel ligt voor de hand, maar het is niet zeker. Dit kapittel bestond uit de kanunniken behorend tot de Utrechtse Sint-Janskerk, die rond 1050 was gesticht door bisschop Bernold en oorspronkelijk was gewijd aan Sint Jan de Doper (Johannes Baptista). Niettemin is ook wel eens wijding aan Sint Jan de Evangelist verondersteld. 8) Sint Jan de Doper en Sint Jan de Evangelist zijn in het algemeen nogal eens met elkaar verward op dusdanige wijze dat de clerus het soms zelf ook niet meer wist. Sint Jan de Doper werd alom vereerd, ook in plaatsen waar het kapittel niets mee te maken had. We gaan met Margry mee om de Larense verering te zoeken in de middeleeuwse heiligendevoties die opkwamen in de veertiende en vijftiende eeuw. 9)

Sint-Jansverering
De oudste getuigenis van iets wat te maken heeft met de Sint-Jansvering in Laren is die van Lambertus Hortensius uit 1564 in zijn Chorographia en die blijkt uit: 10)
Territus his monstris et relligione colonus
Tactus, in excelso condidit inde iugo,
Pro re pauper opus, nullo splendore sacellum
Baptistae divo relligione sacrum.
Instituit Nymphas sparis per colla capillis
Ferre duas signum Virginis almiparae.
(…)

Septima ubi illuxit curru subvecto Calendas
Iulii, in aprico Bacchica sacra cient.
Undique colluvies venit huc vesana iuventae.
Baptista et divo Panica sacra ferunt,
De heer Boekelman te Laren was zo vriendelijk dit te vertalen met: 11)
Verschrikt door deze wondertekens en door godsdienst
Bevangen de bewoners daarom sticht op grote hoogte,
Naar omstandigheden een pover werk, een kapel zonder luister
Door goddelijke religie gewijd aan de Doper.
Hij regelde dat jonge vrouwen, de haren verstrooid over de hals
Twee beelden droegen van de zegebarende Maagd.
(…)

De zevende dag van [vóór] de Kalender van Juli [= 24 juni] verlicht,
Gaan zij naar de plechtigheid van Bacchus.
Overal vandaan komt hierheen een wild mengelmoes van jeugd.
Zij dragen een aan de Doper en de godheid gewijde pluim,
Er staan in deze tekst een aantal zaken die in verband met dit artikel van belang zijn: (a) de vertaling van sacellum in kapel, (b) zowel het vereren van Johannes de Doper als Maria en tot slot (c) de feestvierende jeugd.
Om met het laatste te beginnen, Sint-Jansfeesten waren wijd verbreid in Europa. Als tegenhanger van Kerstmis, het feest van het komende licht, werd ook midzomer of de zonnewende (21 en 22 juni) gevierd. Het werd wel als tweede belangrijke kerkelijk feest ‘Kerstmis van de zomer’ genoemd. Als oorspronkelijk heidens feest werd het eveneens gekerstend en aan een passende heilige gekoppeld: Johannes de Doper. De heidense elementen ter ere van de oogstgod bleven bewaard, zoals het versieren van het hoofd met bloemen en pluimen. In de zeventiende eeuw werden nog de huizen versierd met bloemen.


...
Jules Adolphe Aimé Louis Breton, ‘La Fête de la Saint-Jean’, ca. 1875, olie op doek, 34,3 x 61,3 cm (John G. Johnson collection, Cat. 906, Philadelphia Museum of Art). Jongelui trokken gearmd door de straten. Een ooggetuige uit 1606 meldde dat men zong en danste en ‘ijdelijcke liedekens’ zong. Met Sint Jan mochten vrouwen een vrijer uitzoeken, die zij hun Sint Jan noemden. Bredero dichtte erover en liet Bouwen Langhlijff vertellen over zijn ontmoeting met Sinnelijcke Nel van Gooswegen:

So haest als zij mijn sach,
So stong ick huer wel an
Want sij riep, int volle seltscip:
Dit is mijn eyghen Sint Jan.
Een ander heidens element van het Sint-Jansfeest vormen de vreugdevuren, die nog plaatsvinden in bijvoorbeeld Frankrijk – Feux de la Saint-Jean – en nog wel in sommige Nederlandse plaatsen. Als een jeugdig koppel samen over het vuur sprong, dan was hun verbintenis voor eeuwig verzekerd. 12) Als vruchtbaarheidsritueel is een en ander heel goed te plaatsen. Negen maanden later in de lente kon nieuw leven ontspruiten na in beslotenheid te zijn gegroeid. De kerstening maakte dat de viering stimuleerde naar innerlijke verdieping, zoals de natuur na uitbundige bloei weer in zichzelf terugkeert om daarna weer op te bloeien. De persoon van Johannes de Doper, die een half jaar voor Jezus van Nazareth was geboren, trok zichzelf terug na Jezus gedoopt te hebben om Hem als de Christus te laten bloeien.
Dat in Laren de Sint-Jansverering zo belangrijk was, is te plaatsen in de agrarische context die sterk aan de seizoenen en de natuur is gebonden. Laren was de centrale plaats van de tweede Gooise parochie die ontstond sinds de afscheiding van die van Naarden in waarschijnlijk het midden van de dertiende eeuw.

Verwarring over kerk of kapel, Sint Vitus vergeten
Net als bij de kerkvisitatie in 1569 blijkt Hortensius de oude kerk te beschouwen als kapel (sacelli, sacellum), maar dan aan Sint Jan de Doper gewijd, zoals we eerder zagen. Hij schrijft ook: Baptistae sacrum vasto sublime recessu / Ista Larinates alta sepulchra tenent. Boekelman vertaalt dit met: ‘Gewijd aan de Doper, hoog door uitgebreide afgezonderde ligging / De Laarders hebben deze hoogte voor graven’. Uit de tekst blijkt verder dat deze ‘kapel’ in vervallen staat verkeert.
Dat blijkt ook uit een brief van Larens schout Garbrandt Roloffz Ketel aan de toenmalige heer van Nijenrode als erfmaarschalk van Gooiland. 13) Dat was de Rooms-katholieke edelman Floris van den Boogaard (Bongard; ca. 1526-1602). 14) De brief rept echter van ‘onse capelle [die] seer benaut staet tusschen die huyse’, dus in het dorp. Hij moet zijn geschreven voor 1580. Er was nog sprake van reparatie van de vervallen kerk, terwijl er blijkbaar geen behoefte was aan twee gebouwen. Na 1580 kwamen de katholieken er heimelijk samen en er werd inmiddels heftig weerstand geboden tegen de door de Staten gevorderde afbraak.
De voor katholieken vriendelijke baljuw P.C. Hooft schrijft in 1618 in een terugblik dat Laren ‘benevens de Parochykercke op de hooghte staende, noch was gerieft met een zeer schoone Capelle, (…) in den Dorpe gesticht.’ 15) Heel verwarrend dus, maar bij de autoriteiten was blijkbaar nog bekend hoe het precies zat met de verhouding kerk en kapel, maar over Vitus wordt net als bij de visitatie van 1569 ook hier niet meer gerept. We blijven zitten met de vraag waarom Hortensius en de kerkbestuurders in 1564 en 1569 het gebouw op het Hoogt als kapel omschrijven.
Michielse suggereert dat Hortensius sacellum gekozen kan hebben voor het zinsritme in zijn Latijnse vers en dat hij het mogelijk heeft over een kapel in of naast de kerk gewijd aan Sint Jan. 16) Hoewel dat laatste me in zekere zin wel aanspreekt om in deel 2 duidelijk wordende redenen, heb ik toch moeite hierin mee te gaan omdat in 1569 de oude kerk ook capella wordt genoemd, terwijl de lokale kerkbestuurders dan ook moeite hebben andere informatie aan te leveren; collectief geheugenverlies?
In het licht van het feit dat er in 1530 een pastoorswisseling was met verwijzing naar Sint Vitus in Laren, 17) is het niet goed voorstelbaar dat in 1564 deze patroonheilige al helemaal vergeten was. Het beschouwen van de oorspronkelijke aan Sint Jan gewijde kapel in het dorp als parochiekerk leidt eigenlijk naar de gedachte dat de parochie daarmee in de beleving Sint Jan als schutspatroon lijkt te hebben aanvaard zonder dat daar een officiële grond voor was. In deze context is het niet verwonderlijk dat Hortensius, als in Naarden neergestreken buitenstaander, verwoordt wat hij blijkbaar plaatselijk aan informatie heeft verzameld. Zijn informanten – dezelfden als degenen de in 1569 rapporteerden? – waren blijkbaar Sint Vitus wel al vergeten en hij is waarschijnlijk daardoor op het verkeerde been gezet wat betreft de patroonheilige.
In 1719 was in elk geval de zaak van de patroonheilige wel beklonken. Toen werd opgetekend dat de parochie Sint Jan de Doper als patroon heeft terwijl het Sint-Janskerkhof ‘van ouds en tegenwoordig noch zoo vermaard door de menigvuldige bevaarten der katholijken’ is. 18) Opvallend is het gegeven dat Hortensius Sint Jan koppelt aan de kapel, wat op zich juist is als men afziet van de plaats van de kapel. Iemand of hijzelf kan de klok hebben horen luiden, maar niet precies geweten hebben waar de klepel hing. Men lijkt te hebben onthouden dat de kapel gewijd was aan de Sint Jan, mede door de viering van zijn feest. De kapel in het dorp had inmiddels de hoofdrol gekregen, quasi als dorpskerk, en kerk op het Hoogt de bijrol, quasi als kapel. Hortensius verhaal is zo de opmaat geworden naar de eeuwige verwarring, de schier onuitroeibare misvatting en de traditie ‘dat er een Sint-Janskerk op het Sint-Janskerkhof’ stond.


...
J. Stellingwerf, ‘der Roomsgezinden Bevaard in het koorn te Laren op Sint-Janskerkhof’, tekening ca. 1730 (coll. Museum Hilversum).

Het kerkhof als geheiligde plaats
Het kerkhof op het Hoogt met de oude Sint-Vituskerk heeft in 1564 niettemin een centrale plaats met betrekking tot de viering van het Sint-Jansfeest. Ook persoonlijke bedevaarten of ommegangen naar het kerkhof tot ver na de Reformatie, tot ergernis van de calvinisten, duiden daarop. 19) Het is niet uitgesloten dat daarbij ook andere heiligen aan bod kwamen, zoals we zagen met de twee rond gedragen Mariabeelden.
Die centrale plaats is niet zo vreemd, want in de christelijke geloofsbeleving sinds de zesde eeuw vormden het kerkhof en de kerk samen de ‘gemeenschap van de levenden en de doden’ rond het (hoofd-)altaar, met zijn relikwieën van en gewijd aan een martelaar of heilige. Hier was de aardse gemeenschap van gelovigen verbonden met de doden in de hemel, met de heiligen en met Christus de Verlosser, God. Hier vormden de levenden en de doden één lichaam met Christus. Het kerkhof met de kerk werd zo een geheiligde plaats. Dat verklaart naar mijn mening ook waarom het Heilige Sacrament niet uit de oude kerk op het Hoogt werd verplaatst naar het bedehuis in het dorp. Hoewel er geen sprake was van een processie ten tijde van Hortensius, is de gewoonte om naar het kerkhof op het Hoogt te trekken gebleven, ook toen er geen kerk meer stond. Ondanks dat er een Vituskerk stond was de Sint-Jansverering er in 1564 al prominent aanwezig. In deel 2 zullen we de algemene laatmiddeleeuwse context onderzoeken waarin de Sint-Jansverering zich afspeelde, hoe dat in Laren tot uiting kan zijn gekomen en hoe dat schaarse wat we weten of wat ervan over is daarin past.

Literatuur bij deel 1
P.J. Margry, ‘Larense mythologie en de vroege Sint Janscultus’, in: L. Janssen, K. Loeff (red.), Getuigenis op straat, de Larense Sint Janstraditie, Laren 2005. H. Michielse e.a., Geuzen en Papen, Katholiek en protestant tussen Vecht en Eem circa 1550-1800, Hilversum 2013. In het bijzonder daarin: H. Michielse, ‘Van de Cultus der demonen tot het onderhouden van de Ware God – (…)’, p. 51-68; F.A.L. Ridder van Rappard en S. Muller, Verslagen van kerkvisitatiën in het bisdom Utrecht uit de 16e eeuw, Amsterdam 1911. H. van Rijn, Historie ofte Beschryving van ’t Utrechtse Bisdom (…)’, Leiden 1719. H. van der Voort, ‘De Sint-Vituskerk op het Sint-Janskerkhof te Laren’, in: Tussen Vecht en Eem, 28 (2010) nr. 1, p. 20-32. A.C.J. de Vrankrijker, G. Smit, Sint Jan – De Sint Jansprocessie van Laren in het Gooi, De ontwikkeling van Sint Jansfeest tot sacramentsprocessie, Laren 1952.

Noten
1) Tussen Vecht en Eem, 28 (2010) 1, p. 20-32; verkorte versie in: Kwartaalbericht van de Historische Kring Laren, nr. 124 (2014), p. 20-24.
2) E. Palmboom, ‘De Gooise koptienden, tiend of tijns?,’ in: Tussen Vecht en Eem, 11 (1993) 4, p. 188-195. Haar verwijzing naar de derde bewijsplaats hieronder m.b.t. 1530 blijkt daarin onjuist.
3) Respectievelijk: Citta del Vaticano, Archivio Segreto Vaticano, Register Supplicationum, Vol. 322, fol. 204-204v; id., Cam. Ap., Annatae, Vol. 9, fol. 176; Het Utrechts Archief, Archief van de Bisschoppen van Utrecht, inv.nr. 5119, fol. 8.
4) Zie o.a. P.J. Margry ‘Laren, H. Jan (Johannes) de Doper’ op: http://www.meertens.knaw.nl/bedevaart/bol/plaats/422, 12-2-2017. 5) De Vrankrijker & Smit (1952), Margry (2005).
6) Van Rappard e.a., p. 407: ‘Dixit fontem baptismalem in parochiali ecclesia ess; sacramenta vero in capella conservari.’
7) latium.nl.
8) E.N. Palmboom, Het Kapittel van Sint Jan te Utrecht – Een onderzoek naar de verwerving, beheer en administratie van het oudste goederenbezit (elfde-veertiende eeuw), Hilversum 1995, p. 19-21.
9) Margry, p. 25.
10) De Vrankrijker, e.a., bijlage A, p. 104-107.
11) Op verzoek in 2015 vertaald om te vergelijken met de niet altijd correcte vertaling van Peerlkamp die is overgenomen door De Vrankrijker (1952). Boekelman is dicht bij de originele tekst gebleven zonder interpretaties zoals Peerlkamp deed. 12) www.beleven.org/feest/sint_jan; Michielse wees me hierop.
13) J.A. de Rijk, Wandelingen door Gooi- en Eemland, Hilversum 1905 (herdruk Arnhem 1967), p. 50. In deze onbetrouwbare geschiedschrijving wordt de brief wel als authentiek beschouwd.
14) P.H. Bogaard, ‘Van den Bongard’, in: Oud Utrecht, p.161-205.
15) De Vrankrijker e.a., p. 55, verwijzend naar Hoofts Brieven, ed. Brill, brief no. 76, 29 Juni 1618.
16) Opmerking
d.d. 29 januari 2017.
17) Het Utrechts Archief, Archief van de Bisschoppen van Utrecht, inv.nr. 5119, fol. 8.
18) Van Rijn, p. 397.
19) Margry, p. 28.

...
Sint Jansprocessie 1912, in de St. Janstraat ter hoogte van Garage Bouwman, foto’s uit het archief van Gerard Koekkoek.

...
...

Samenvatting:
De verering van St. Jan in Laren is ontstaan in de late middeleeuwen. Gedurende de 17e en 18e eeuw is deze regionale cultus op een beperkt niveau blijven bestaan. Sinds het laatste kwart van de 19e eeuw werd de focus voornamelijk op de in het begin van die eeuw ontstane processie gericht en raakte de St. Jansbedevaart daaraan ondergeschikt. Na circa 1965 is de processie, onder invloed van een krachtenveld waarin media, folklorisering en nostalgie een rol spelen, weer herleefd, voor een groot deel als toeristische attractie: een relict van het rijke roomse leven in het 'protestantse' Nederland boven de grote rivieren. De processie is daarmee ook een belangrijk element geworden voor de identiteit en het zelfbewustzijn van de Laarder gemeenschap. Het gebeuren wordt nog maar beperkt ervaren als bedevaart.
Auteur:
Peter Jan Margry

Topografie
- Oorspronkelijk was de verering geconcentreerd in en rond de oude Sint Vitusparochiekerk en het kerkhof op een heuvel (de St. Jansberg) op ongeveer anderhalve kilometer buiten het dorp Laren, aan de weg naar Hilversum. Tot aan de afbraak van de kerk (ca. 1600) bleven de katholieken daar kerken. Het kerkhof bleef daarna bestaan als heilige plaats en werd de kerk een tijdlang, vanwege de associatie met de Jansverering, als een St. Janskerk beschouwd. In de 17e eeuw werd een 'kerkruimte' voor de katholieke gemeenschap ondergebracht in woningen in het dorp; in 1760 werd een speciale schuurkerk aan het Zeveneinde (nu: bij Smeekweg nr. 6) gebouwd.
- De schuilkerk werd weer afgebroken toen op 14 oktober 1845 de nieuwe waterstaatskerk gewijd aan St. Jan aan de Brink in gebruik werd genomen (uitgebreid met o.a. een presbyterium door A. Tepe in 1882). De waterstaatskerk werd in 1924 vervangen door een nieuwe, bakstenen St. Janskerk naar ontwerp van de Utrechtse architect Wolter te Riele in een eclectische stijl en van binnen gedecoreerd door het atelier Brom te Utrecht. Ze werd ingewijd op 28 oktober 1925 en in 1937 (t.g.v. 50 jaar processie) tot basilica minor verheven. Vanwege de omvang van de processie was aan de voorzijde van de kerk een speciale loggia met houten altaar gebouwd om zegen en afsluiting van de processie te kunnen geven.
- Op het kerkhof werd in 1886 een tijdelijk rustaltaar gemaakt; 1892 werd het kerkhof door grondruil aanmerkelijk vergroot en werd er een neogotische kapel met altaar gebouwd. Een steen van, naar men zegt, de middeleeuwse kerk werd toen in de muur ingemetseld. De bedevaartmis op het kerkhof wordt tegenwoordig onder een aparte houten luifel gehouden. In 1991/1992 werden de kapel en het daarbij geplaatste St. Jansbeeld ingerijpend gerenoveerd.
- De op 10 maart 1855 opgerichte St. Jansparochie werd in 1978 met de Larense Goede Herder parochie samengevoegd.

Cultusobject
- Zie voor deze heilige ⟶ Groningen, H. Jan de Doper.
- Het oorspronkelijke middeleeuwse cultusobject, een beeld van St. Jan, is waarschijnlijk in de tijd van de hervorming verloren gegaan (het 16e-eeuwse, verzaagde heiligenbeeld dat in 1954 uit de Hervormde kerk tevoorschijn kwam en waarin sommigen het oude St. Jansbeeld willen herkennen, is gezien de vormkenmerken hoogstwaarschijnlijk niet het oude cultusbeeld).
- Momenteel fungeert een modern brons-koperen (en met gestrekte arm wijzend) St. Jansbeeld van vijf meter hoog, vervaardigd in het atelier Brom in 1933, als cultusbeeld. Stond het beeld oorspronkelijk tegen de muur rechts van de ingang, momenteel is het in het middenpad bij de ingang geplaatst. Dit cultusbeeld verving het eikenhouten beeld (ca. 1,55 m) van W. Mengelberg dat in 1897 in de kerk werd geplaatst.
- Het beeld van Mengelberg verving een ongeveer even grote houten, witgeschilderde vroeg 19e-eeuwse Jansbeeld met kruisstaf in de hand en het lam gods achter zich dat in datzelfde jaar verplaatst werd vanuit de kerk naar het St. Janskerkhof en daar werd neergezet onder een zinken kap bij een oude olm. Daarmee kreeg het een functie als tweede cultusbeeld. Het beeld van St. Jan dat in de voorgevel van de waterstaatskerk stond was een ongeveer tweemaal zo grote replica van dit beeld. Na de afbraak van de waterstaatskerk in 1924 werd het kleinere, inmiddels verrotte beeld op het kerkhof vervangen door dit grotere beeld uit de gevel. Na rooiing van de olm in 1938 werd deze St. Jan tegen de muur van de kapel geplaatst; het beeld werd in 1992 gerestaureerd (nu ook: bruin i.p.v. wit geschilderd).
- De kerk van Te Riele heeft bovenop de voorgevel nog een natuurstenen beeld van St. Jan, dat in 1994 werd vernieuwd.
In het priesterkoor staat verder nog een wit natuurstenen Johannesbeeld dat niet speciaal wordt vereerd. Boven het hoofdaltaar in het presbyterium bevinden zich vijf gebrandschilderde ramen met scènes uit het leven van Johannes de Doper, waarvan de doop van Christus door St. Jan (uit 1882) en de prediking en onthoofding van St. Jan (uit 1886) zijn gemaakt door Genet uit Utrecht.
- De oudst bekende reliek van St. Jan in Laren is pas op 4 juni 1832 ter openbare verering gegeven en geauthenticeerd door aartspriester Van Nooij van Utrecht.

Verering Legenden
- De oorspronkelijke, 14e/15e-eeuwse (?) legende handelt over de moord op drie gezusters uit Laren bij wie door rovers de borsten werden afgesneden. Naar aanleiding daarvan wilde men in het dorp een gedachteniskapel oprichten. De fundamenten werden echter minstens driemaal 's nachts verplaatst naar de heuvel buiten Laren: een goddelijk teken dat daar de Janskapel of -kerk moest worden gebouwd. Deze legende komt voor in een 16e-eeuws gedicht van Hortensius over Laren en de Jansverering. - Twee andere aan Laren verbonden legenden zijn waarschijnlijk 19e-eeuwse composities: volgens een van deze legenden zou een pelgrim in de 9e eeuw met relieken van St. Jan uit het Heilig Land zijn teruggekeerd. Hij werd door rovers overvallen en vermoord. De relieken en het lijk lieten zij achter en deze werden door een Gooise schaapherder gevonden. De relieken bleken vast in de grond zitten en gingen pas na een ter plaatse opgedragen mis los. Vervolgens werden ze naar de kerk in Laren gebracht, alwaar op het nieuwe kerkhof de pelgrim werd begraven. Volgens de andere legende zou de bisschop van Utrecht (Willibrord), in het bezit zijnde van beenderen van St. Jan, te zamen met zijn ridders in het Gooi heidense heilige eiken hebben omgehakt. Vervolgens zou hij er het christendom hebben gevestigd. Met het hout van de bomen zou de eerste St. Janskapel zijn opgebouwd. De St. Jansprocessie zou ter herdenking daarvan zijn ingesteld.

Geschiedenis
- De (patrocinium-)cultus van St. Jan is in deze regio waarschijnlijk mede verbreid door het Utrechtse kapittel van St. Jan dat er verschillende goederen bezat. Origine van de devotionele verering is, afgezien van de oorsprongslegende, niet bekend. Er is lokaal geen specifieke aanroeping bekend van St. Jan of bepaalde bedevaartmotieven. Vanuit de 17e en 18e eeuw zijn er individuele stille omgangen in relatie tot de Jansverering bekend. Hierbij was nauwelijks sprake van confrontaties met de overheid of protestanten. Bedevaartgangers zijn pas voor het eerst in de 17e/18e eeuw kenbaar: ze komen uit het katholieke Gooiland (Laren, Blaricum, Hilversum, de Eemnessen, Baarn, Soest). In het laatste kwart van de 18e eeuw werd de bedevaart sterk beïnvloed en gestimuleerd door de Amsterdamse St. Jansbroederschap. In de 20e eeuw krijgt Laren nationale bekendheid en trekt het individuele bedevaartgangers uit het gehele land aan; de grootste aantallen komen evenwel uit Laren zelf en uit Blaricum, veelal verenigd in de Larense St. Jansbroederschap.
- De centrale feestdag is 24 juni. De week voor de 24e begon de aflaatperiode voor drie weken; de belangrijkste dagen waren evenwel 23 en 24 juni. In 1886 werd een bijzondere viering gehouden doordat St. Jan en Sacramentsdag beide op 24 juni vielen: de processies worden sindsdien met het allerheiligste uitgevoerd. Omstreeks 1858 was er, vanwege problemen met de Larense broederschap, een verplaatsing van de bedevaartdag van de Amsterdamse broederschap naar 28 en 29 augustus. De bedevaarten vanuit de hoofdstad eindigden rond 1886. In 1900 werd het '12e-eeuwfeest' van St. Jan gevierd met de aartsbisschop van Utrecht: '25.000' aanwezigen waaronder corporaties uit Utrecht, Amersfoort en Amsterdam; alle buurgemeenten waren leeggelopen.
- Tijdens de Eerste Wereldoorlog deden geïnterneerde Belgen met hun muziekkorps aan de viering mee. Dit bracht Laarders op het idee om ook de eigen fanfare te laten participeren. Vanaf 1936 namen ook vertegenwoordigers van r.k. universitaire studenten aan de processie deel. In 1938 werden, twee dagen voor de processie, kapel en altaar ontwijd; NSB'ers verspreidden antireligieuze pamfletten. In 1940 werd nog een plan tot vergroting van de verering en deelname opgesteld.
- Een hoogtepunt in de processie waren de jaren vijftig en begin jaren zestig. Vooral bij de viering op zondag was er toen een grote toeloop van katholieken van buiten Laren die dan immers ook vrij hadden: in 1956 '60.000' en in 1962 '100.000' deelnemers en belangstellenden. Daarna zette een snelle afname van het aantal belangstellenden in. In 1965 werd voor het eerst over de vorm van de processie gediscussieerd: er werd gepleit voor versobering rond het Allerheiligste; geen vaandels en geen aparte plaats voor hooggeplaatsten; het moest meer een gezinsaangelegenheid worden. Ook moesten de poorten weg of simpeler, men wilde terug naar de bedetocht. In 1967 wenste de progressieve geestelijkheid van Laren meer het beklemtonen van de religieuze aspecten. In feite werd de oude redenering omgekeerd: 1886 (de introductie van de sacramentsprocessie) werd als een breuk ervaren en de sobere bidtocht werd voortaan als de Laarder traditie gezien. In 1970 werd de St. Jansviering voor de eerste maal verschoven van 24 juni naar de dichtstbijzijnde zondag. Omdat het feest van St. Jan geen vrije dag meer was, hoopte men zo weer meer mensen te trekken. Op zaterdagavond wordt sinds het genoemde jaar het St. Jansfeest om 17.00 uur aangekondigd met een openingslof en klokgelui. Op zondag vertrekt na de hoogmis van 9.00 uur de processie om 11.00 uur, om tegen 12.00 op het kerkhof aan te komen, waarna opnieuw een eucharistieviering wordt gehouden met predicatie. Om 13.00 uur vertrekt men weer van het kerkhof om rond 14.30 uur met een Te Deum, zegen en St. Janslied in de kerk te eindigen. Niettemin is door de beperkte belangstelling in die jaren de processie bijna opgeheven geweest. In de jaren tachtig was er, mede onder invloed van nostalgie en historisering, weer sprake van een herleving. In juni 1986 werd een historische expositie over honderd jaar sacramentsprocessie in het Singer Museum gehouden.
- In de middeleeuwen zijn misschien votiefoffers in de vorm van graangewassen gegeven, van later tijd zijn geen votiefgeschenken of intentieboeken bekend. In de 18e eeuw werd een enkele keer algemeen over mirakelen gesproken; genezingen zijn niet bekend. In de 19e en 20e eeuw zijn wel regelmatig geldoffers gedaan voor de aanschaf van kostbaarheden t.b.v. van de St. Janscultus en -processie.
- Afgezien van speciale mis- en zangboekjes werden/worden devotionalia niet verkocht. De mis op het kerkhof vervult voor Laren nog een aparte rol vanwege de relatie met deze begraafplaats waar al eeuwenlang de Laarder katholieken worden begraven. Hier 'ontmoeten' de dode en levende gemeenschap elkaar. De graven krijgen speciale verzorging in die dagen. De reünie van familieleden en de band met de doden worden zo onder de aandacht gebracht.

Aflaten
- Aflaten konden al in de 18e eeuw worden verdiend; overigens zijn met betrekking tot deze praktijk geen archiefstukken bewaard gebleven. Pius VII heeft twee breven (d.d. 1 oktober 1805) gegeven aan de Annakerk te Amsterdam en de parochiekerk van Laren met de faculteit van een (nieuwe) volle aflaat gedurende het octaaf van St. Jans onthoofding (29 augustus), de eerste zondag van de vasten en St. Jan-geboorte. Op 17 januari 1808 werd deze faculteit uitgebreid tot de gehele octaven van de laatste twee data.

Broederschappen
- De kerkelijk niet goedgekeurde Amsterdamse bedevaartbroederschap dateert uit de tweede helft van de 18e eeuw.
- In 1805 stond Pius VII toe dat door de vice-superior een kerkelijke dubbelbroederschap van St. Jan in Amsterdam en Laren werd opgericht (op 30/4/1806). De beide besturen werden gevormd door de pastoors met aanvankelijk respectievelijk vier en twee broedermeesters. Later telde de Larense parochie twaalf broedermeesters (in de 19e eeuw vanwege hun zilveren St. Janspenningen ook wel penningmeesters genoemd; in 1872 werden deze penningen vervangen door houten St. Jansstokken, voorzien van zilveren schildjes). Zij werden gekozen via familiaire coöptatie; momenteel worden ze door de pastoor aangewezen.
- De ledenaantallen bedroegen in de beginjaren van de Amsterdamse broederschap in 1806: 331 en in 1807: 255. Voor de Larense broederschap werden in 1806: 218 leden geteld, in 1816: 353, in 1827: 460 en in 1828: 654.
- De broederschap werd rond 1965 vooral door progressieve kapelaans van de parochie gemarginaliseerd. Vandaar dat enkelen uit de broederschap een onafhankelijke 'Stichting Comité van St. Jan' oprichtten. Zij wilden een garantie voor het voortbestaan van de processie en ageerden met succes tegen te sterke moderniseringen. In 1993 verkreeg hun stichting van de pastoor toestemming zich ook 'broederschap' (met 'broedermeesters') te mogen noemen. Er is nu een wisselend aantal broedermeesters van ca. 20-25. Zij zijn tijdens de processie uitgerust met een sjerp en stok. Afgevaardigden van de buurtcomités zijn in de broederschap eveneens vertegenwoordigd. De oudere, kerkelijke broederschap telde in 1994 nog maar één broedermeester.
- De nieuwe broederschap, hierbij met name voor de bouw van de erebogen door de buurtcomités ondersteund, zorgt voor de organisatie van en ordehandhaving tijdens de processie, versiering van de basiliek, kerkplein en route, de accommodaties en de geluidsinstallatie. De pastoor verzorgt de inhoudelijke invulling van de viering.

Processies
- Een middeleeuwse processie is niet bekend. In het laatste kwart van 18e eeuw werd een processie in de schuilkerk geïntroduceerd. Een gezamenlijk tocht over de openbare weg is pas in het eerste kwart van de 19e eeuw (ná 1802) ontstaan uit de 17e- en 18e-eeuwse stille omgangen. Het was aanvankelijk een groepsgewijze bidtocht onder leiding van de pastoor met alleen een kruis en vaandel. Sinds ca. 1858 werd de bidtocht van meer attributen voorzien en langzaam uitgebouwd. In 1886 (in liturgisch opzicht een bijzonder jaar, zie boven onder Geschiedenis) werd ze door de lobby van pastoor Hartman en de r.k. burgemeester Velthuijsen tot een echte sacramentsprocessie gemaakt (bisschoppelijke vergunning in 1891 verlengd en in 1896 voor eeuwig gegeven). De Larense r.k. burgemeesters, zoals Jan van den Brink, hebben een belangrijke functie voor de processie gehad. Latere burgemeesters werden bekritiseerd omdat ze als broedermeester vooraan in de processie liepen, met de ambtsketen om. Van 1942-1944 werd de processie verboden door de Duitse bezetter; toen werd de processie weer in de kerk gehouden.
- In 1965 vond een aantal Laarders de processie een anachronisme geworden. Men stond voor de keuze: moderniseren of laten afsterven. Men besloot tot een versoberde, niet-triomfale vormgeving: het moest weer een bidtocht worden zonder de bestaande scheiding in geslacht, leeftijd of stand en zonder geuniformeerde sporters en muzikanten. Binnen enkele jaren werd ze onder invloed van nostalgie, folklorisering en versterking van de eigen identiteit weer allengs naar de oude vormgeving terug veranderd.
- De 20e eeuw zette in met een snelle groei van het aantal deelnemers; in 1906: '6000' deelnemers. Door toename in publiciteit en uitbouw van de processie stroomden steeds meer toeschouwers toe. Gemiddeld '10.000' aanwezigen met uitschieters in 1910 en 1928, toen de bisschop van Utrecht erbij aanwezig was: '25.000'. In 1945 namen ook nog eens 400 Canadezen aan de processie deel. In de jaren vijftig waren er volgens de kranten tienduizenden deelnemers en belangstellenden. In 1991 waren er 2500 deelnemers.
- De processiesamenstelling was in 1886 als volgt: kruisdrager, twee misdienaars, twee grote en twee kleine vanen, vier zangers, vier bruidjes, het Allerheiligste, gedragen door aartsbisschop Snickers, vier lichtdragers met baldakijn, vier 'wierokers' en de gelovigen. Sindsdien heeft een enorme uitbreiding van de processie in groepen en attributen plaatsgevonden (30 groepen in 1937, 35 in 1939, 45 in 1947 en 60 in 1964). Opmerkelijk is dat in de processie geen beeld van St. Jan wordt meegedragen; dit gegeven laat zich verklaren uit feit dat de processie gaat van het ene Jansbeeld naar het andere.
- De processie volgt de volgende route: Brink, Zevenenderdrift, Vredelaan, Langakker, kerkhof, Hilversumseweg (tot 1980 ook door de fietstunnel), St. Janstraat, Brink. De processieroute wordt versierd met blauw-wit en rood-blauwe banieren. Halverwege, bij Zevenend, worden sinds de jaren tachtig ook twee beelden, St. Jozef en de Goede Herder, langs de route geplaatst.
- In 2020, ten tijde van de corona-pandemie, kon de processie geen doorgang vinden. De viering van de mis kon via een livestream thuis worden gevolgd, terwijl een klein groepje inwoners informeel een alternatieve voettocht hield naar het kerkhof, net zoals in de 18e eeuw individueel lopend over de eng.

Materiële cultuur - Erebogen: sinds 1886 maken lokale architecten ontwerpen voor de erebogen. In 1947 waren er al zeven erebogen of -poorten door de buurten gebouwd en verzorgd, met veel sparrengroen. Dit leidde tot het gebruik van 'bogen kijken' de avond tevoren of de dag erna. Voor het jubileum in 1986 werden twee extra nieuwe bogen gemaakt.
- Overige versieringen: Op verzoek van de pastoor worden sinds 1896 versieringen aan de huizen en in de tuinen aangebracht: altaartjes, bloemen, lichtjes en Johannesbeelden ('St. Jannekes': kleine beeldjes; geen kopieën cultusbeeld).
- Toegepaste kunsten: o.a. 1 een neogotische zilveren processiemonstrans door Jan Brom uit 1901; 2 een gouden zonnemonstrans (1938) ter gelegenheid van het 50-jarig processiejubileum.

Devotioneel drukwerk
Gebedenboekjes e.d.: 1 Oefeningen voor de leeden van het broederschap van den H. Joannes den Dooper tot Laaren (Utrecht: G. Banning, 1809; 24 p.) [de uitgave van 1818 is nergens aangetroffen]; in 1835 verschenen twee Amsterdamse uitgaven: 2 Godvruchtige oefeningen voor de leden van het Broederschap van den heiligen Joannes den Dooper (Amsterdam: C.C.L. van Staden, 1835; 96 p.) en 3 Nieuwe gezangen, bij de godvruchtige oefeningen, van het Broederschap van den heiligen Joannes den Dooper voor de leden die de uitgave van 1818 hebben (Amsterdam: C.C.L. van Staden, 1835; 16 p.); daarna verscheen het 'zwarte boekje' in een oplage van 3000 ex.:4 Godvruchtige Oefeningen ter eere van den H. Joannes den Doper, voorafgegaan door een woord over de St. Jans-processie te Laren (N.H.) (Eindhoven: M.F. van Piere & Co., 1903; 156 p.); dit boek werd pas een halve eeuw later vervangen door: 5 Sint Jansprocessie Laren N.H. (Laren: F.W. de Koning, 1950; 80 p.); sinds de jaren zeventig worden er jaarlijks nieuwe mis- en processieboekjes met gebeden en gezangen gedrukt; in 1986: 6 St. Jan 1986 - 100 jaar sacramentsprocessie (Laren: dr. Van Wijland, 1986; 63 p., kleurenvoorplaat met St. Jan, 17,5 x 12 cm)
Devotieprentjes e.d.: 1 [Amsterdam] (Amsterdam: druk F.H.J. Bekker, ca. 1860); 2 lidmaatschapprentje van de broederschap [Laren] met gebed St. Jan (impr. Roermond 11/2/1892); 3 lidmaatschapsprentje met chromolithografie van St. Jan (Brugge: Desclée de Brouwer; impr.
11/2/1892); 4 Litanie van den H. Joannes den Dooper (Amsterdam: druk. P. Lehr; impr. Haarlem, 15 /6/1882); 5 Feestlied ter eere van den H. Joannes (Laren: druk. J. Jonk, [ca. 1925?]; 6 p., 13 x 9 cm); 6 vouwblad Legenden van het Sint Jans-kerkhof Laren N.H. (Laren: druk. Van Wijland, 1986; 4 p., kleurenvoorplaat met St. Jan, 21 x 14,5 cm).

Bronnen en literatuur
Archivalia: Hilversum, streekarchief voor het Gooi en de Vechtstreek: gemeentearchief 1699-1924. Utrecht, Rijksarchief in Utrecht: archieven van de aartspriesters van de Hollandse Zending 1727-1853, inv. nrs. 1288, 1157; archief aartsbisdom Utrecht. Haarlem, Rijksarchief in Noord-Holland: archief bisdom Haarlem, parochiedossier Laren inv.nr. 414. Laren, parochie St. Jan te Laren: parochiearchief, archief broederschap van St. Jan. Amsterdam, gemeentearchief: archief van de statie en parochie De Pool/H. Anna, inv. nrs. 95-101 (= archief St. Jansbroederschap).
Tekstedities: De oudste vermelding van de Jansverering te Laren in: [Lambertus Hortensius], 'Chorographia Goiolandiae', uitgegeven in: Werken uitgegeven door het Historisch Genootschap gevestigd te Utrecht. Nieuwe reeks 5 (Utrecht: Kemink en Zn., 1866) p. 188-200 (met vertaling op p. 325-328; de relevante passages zijn ook bij De Vrankrijker op p. 104-107, zie hieronder, opgenomen).
Literatuur: H.F. van Heussen, Historia Episcopatuum Foederati Belgii etc., dl. 1 (Antwerpen 1733) p. 206; J.A. de Rijk, Wandelingen door Gooi- en Eemland en Omstreken (Hilversum: gebrs. Klene, 1905 / Arnhem: Gijsbers & Van Loon, 1967; herdruk van krantenartikelen sinds 1885) p. 54-54; L.C.F. Bigot, 'Het Sint-Janskerkhof te Laren', in: Eigen Haard (1898) p. 461-463; Jan Kalf, De katholieke kerken in Nederland (Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, 1906) p. 52-53; G.I.J. Nieuwenhuis, Bijdrage tot de geschiedenis van het Gooiland en vooral van Laren in en na de reformatie, dl. 2 (Amsterdam: Kasteel van Aemstel, 1912); F.W. Drijver, 'De St. Jansprocessie te Laren', in: Buiten 10 (1916) p. 323-324; Tony, 'Het Sint Janskerkhof te Laren', in: Katholieke Illustratie 58 (1923-1924) p. 469, 472; J.J.F. Schilt, F.W. Drijver, 'De processie van St. Jan in Laren, legenden en nog eens de St. Jansprocessie', in: Buiten 19 (1925) p. 560-561, 582-583; H.A.J. Drost, De Sint Jans-processie; vijftig jaar sacraments-processie. Een kort overzicht van de historie (Laren: Van Gestel, 1936); P.H. van Moerkerken, Dit is de Legende van het Kerkhof van Sint Jan bij Laren (Amsterdam: S.L. van Looy, z.j.; uitgave in houtsnede; 6 p.); Sint Jansprocessie Laren N.H. (Laren 1950); A.C.J. de Vrankrijker, m.m.v. G. Smit, Sint Jan. De Sint Jansprocessie van Laren in het Gooi. De ontwikkeling van Sint Jansfeest tot sacramentsprocessie (Laren: Broederschap van Sint Jan, 1952) ; E. Heupers, 'Naar de Sint-Jansprocessie te Laren', in: Nederlands Volksleven 17 (1967) p. 330-334; H.J.J. van Schaick, De zin van de Sint-Jansprocessie te Laren in het Gooi (Amersfoort: z.n., 1968); W. Frijhoff, Les Pèlerinages dans les Provinces-Unies: ébauche d'inventaire et de problématique de recherches (ongepubl. licentiaatsverhandeling Univ. de Paris-Sorbonne, 1969) p. inv. 35; Sint-Janslied. Zestien aquarellen door Jan Roelof van den Brink; tentoongesteld van 21 juni t.e.m. 3 augustus 1980 in het Singer Museum te Laren (N.H.) (Laren: Singer, 1980); J.J. Antier, De pelgrimage weer ontdekt. In het Nederlands vertaald, ingeleid en wat de Benelux betreft aangevuld door Th.G.A. Hendriksen, bisschop (Utrecht: Zaken die God raken, [1980]) p. 337; B. Krijnen, 'Tijmen de koster', in: Kwartaalbericht historische kring Laren 16 (1986) p. 7-10; B. Krijnen, 'Een bijna honderdjarige', in: Kwartaalbericht historische kring Laren 38 (1991) p. 86-88; E.N. Palmboom, Het kapittel van Sint Jan te Utrecht. Een onderzoek naar verwerving, beheer en administratie van het oudste goederenbezit (elfde-veertiende eeuw) (Hilversum: Verloren 1992); P.J. Margry, 'De ontwikkeling van de Sint Jansverering en de kwestie van de continuïteit van de Sint Jansprocessie te Laren', in: Tussen Vecht en Eem 12 (1994) p. 95-104; Judith Schuyf, Heidens Nederland. Zichtbare overblijfselen van een niet-christelijk verleden (Utrecht: Matrijs, 1995) p. 102-105; Pius jaarboek. Almanak katholiek Nederland (Houten: Bohn etc., 1996) p. 345; Leo Janssen & Karel Loeff (ed.), Getuigenis op Straat. De Larense Sint Janstraditie (Wormer: Uitgeverij Noord-Holland, 2005) [standaardwerk over de St. Janscultus en -processie]; Frans Tervoort, Ziel en zaligheid. Volksgeloof in Nederland en Vlaanderen (Tielt: Lannoo, 2007) p. 85-89; Harry van der Voort, 'De Sint-Vituskerk op het Sint Janskerkhof', in: Tussen Vecht en Eem 28 (2010) 20-32; Agnes Zuiker, Alternatieve St. Jansprocessie in Laren voert over de eng', in: Gooi- en Eemlander 22 juni 2020; Jan de Bruijn e.a., De Johanneskerk te Laren, 1521-2021 (Hilversum: Verloren, 2022).
- Periodiek De Klepel. Informatieblad van de Parochiegemeenschap St. Jan-Goede Herder Laren NH, 1967 - heden. Overige bronnen: KDC BiN-dossier Laren; Meertens Instituut volkskundige vragenlijst 64A+B; Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland: dossier Laren; NOB beeldarchief/RVD polygoonnieuws 24/6/1926 (bandnr. ARPO034 BCN) en 24/6/1931 (bandnr. ARPO076 BCN); Klankbeeld St. Jansprocessie Laren N.H. [grammofoonplaat met preek van C. Snelder, Larens St. Janslied e.a. door het St. Janskoor en -harmonie] (Laren: platenhandel Johan Claus, 1976); filmmateriaal over de processie bij Polygoonarchief en bij de KRO; video Sint Jansprocessie 1990 (Elvic videorep. Huizen; 165 min.); Kleurentekening van de processie door Frans Lammers, in: Katholieke Illustratie, 30 juni 1938, p. 1563; foto's processie in: Katholieke Illustratie, 2 juli 1930, p. 913; diverse kunstwerken betreffende de processie in het depot van het Singer Museum te Laren. Documentatie over Laren en St. Jan, uit de collectie J.A. Bomans, opgenomen in BiN-dossier (acquisitie 2012).


...
'De jaarlijksche St. Jansprocessie heeft onder zeer groote belangstelling plaats gehad. De aankomst van de processie binnen Laren.' Uit Katholieke Illustratie, 27 juni 1928.
...
Dagjesmensen bekijken de passerende St. Jansprocessie, 1994. Foto P.J. Margry.

...
De St. Jansbasiliek tijdens de viering na afloop van de processie, 1994. Foto P.J. Margry.
...
Titelpagina van een gebeden- en gezangenboekje van de Larense broederschap van St. Jan de Doper uit 1809. Parochiearchief van St. Jan Laren.

...
De vroegere St. Janskerk te Laren, gebouwd in 1845 en gesloopt in 1924.
...
De St. Jansprocessie trekt onder erebogen door Laren, 1994. Foto P.J. Margry.